Previous Page  73 / 147 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 73 / 147 Next Page
Page Background

©

Academie

ǀ seizoen 2013/’14

Studiegids/ werkboek

72

Natuurlijk zijn er ook momenten dat afspraken niet worden nagekomen. Als dat

richtlijnen zijn over de manier van voetballen dan kun je daar natuurlijk op trainen. Gaat het

over andere zaken, als bijvoorbeeld: het met respect omgaan met de scheidsrechter, dan

moet de trainer nadenken over de gevolgen van het niet nakomen van de afspraak. Wordt de

speler dan gewisseld, misschien zelfs geschorst (door de club)? Of is een goed gesprek met

de speler voldoende? Deze opdracht richt zich op de houding en vaardigheden van de

trainer die van invloed zijn op de omgang met kinderen.

Daarnaast heb je als trainer-coach ook te maken met ouders en stafleden (grensrechter,

leider, verzorger). Ook met hen dien je afspraken te maken over de omgang met elkaar en

naar de spelers toe. Het is van belang om eerst met de stafleden om de tafel te zitten en te

komen tot gezamenlijke doelen en afspraken. Wie waar verantwoordelijk voor is, zorgt ervoor

dat er tijdens het seizoen geen onduidelijkheden ontstaan over het uitvoeren van taken.

Voor de ouders is het van belang om te weten welke afspraken met de spelers zijn gemaakt

en te bespreken met hen wat hun bijdrage gedurende het seizoen is. Te denken valt aan

vervoer, wassen kleding, niet coachen, wel aanmoedigen, positief zijn t.o.v. spelers,

tegenstander en scheidsrechter, etc.

Opvoedingsstrategieën

Een positieve (grond)houding ligt aan de basis van een goede omgang met kinderen. Hierbij

gaat het om positieve aandacht in woord en gebaar. Geef daarbij alle kinderen ook

exclusieve aandacht waardoor ze zich – niemand uitgesloten – bijzonder en gewaardeerd

voelen. Daarnaast zijn effectieve vaardigheden in het omgaan met spelers:

structureren,

stimuleren, negeren en isoleren

Structuren:

Het structureren van gedrag betekent dat er bepaalde afspraken en routines bestaan

waarvoor regelmatig aandacht wordt gevraagd en waarover uitleg wordt gegeven. Bij het

gedeeltelijk of niet nakomen wordt direct gereageerd. Voor een aantal afspraken bestaat een

zekere onderhandelingsruimte. Als een kind begrijpt waarom bepaalde afspraken er zijn en

zich hierbij betrokken voelt, zal de kans groter zijn dat het zich daar aan houdt.

Afspraken zijn bijvoorbeeld: iedereen komt op tijd, als je niet komt trainen dan geef je dat

door.

Routines zijn bijvoorbeeld: voordat de training start krijgen de spelers eerst 5 minuten om

zelf iets te doen (of dat nu iets met de bal is, stoeien of tikkertje spelen). Dit geeft de trainer

ook tijd om de organisatie klaar te zetten. Daarna is er aandacht voor de trainer die kort

(‘plaatje, praatje, daadje’) uitlegt wat de bedoeling is van de trainingsvorm. Een ander

voorbeeld is dat trainingen altijd bestaan uit oefenvorm, partijtje, oefenvorm en weer een

partijtje.

Het is wel van belang om duidelijk te zijn over het verschil tussen opgelegde afspraken en

afspraken die samen zijn bepaald. Voorbeelden van opgelegde afspraken zijn: niet schelden

op elkaar en/of op de tegenstander en niet vechten. Er zijn dus afspraken waarover niet

wordt onderhandeld. Erover praten en het waarom van de afspraak uitleggen, is wel van

belang.