CZW20120095 - page 8

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 2
6
Sanne loopt direct naar de badkamer. Daar staat meneer Pieper voor de spiegel en het
scheerapparaat ligt op de grond. Ze ziet dat meneer verdriet heeft en helpt hem naar een
stoel. Ze legt haar hand op zijn arm en vraagt: “Wat is er gebeurd?”
“Ik kan niet eens meer mijn scheerapparaat vasthouden, zelfs scheren lukt mij niet meer,”
zegt meneer zachtjes. Sanne troost meneer en zegt dat ze dat vervelend voor hem vindt.
Even laten helpt zemeneer Pieper om de scheerbeurt af temaken.
Als meneer aan het ontbijt zit, ruimt Sanne de rommel in de badkamer op en ze noteert wat
er gebeurt is in het zorgdossier.
Gezinsvervangend tehuis
Carolien loopt ’s avonds naar de kamer van Tina. Tina heeft een verstandelijke handicap en
woont in een gezinsvervangend tehuis. In de overdrachtsmap heeft Carolien gelezen dat
Tina die ochtend geen zin had om zich te douchen. De ochtenddienst heeft toenmet haar
afgesproken dat zij dit ’s avonds zou doen.
Carolien gaat even controleren of Tina zich aan die afspraak houdt.
Ze klopt aan en Tina roept: “Binnen!” In de kamer ziet Carolien kaarsen branden. Eén kaars
staat gevaarlijk dicht bij de gordijnen. Tina zit stralend op haar bed en zegt: “Gezellig hier.”
Carolien zet de kaars weg bij de gordijnen. Dan begint ze een gesprekjemet Tina over
de kaarsen en het gevaar daarvan. Tina knikt spijtig en besluit om zelf de kaarsjes uit te
blazen.”Ik vind jouw kamer ook heel gezellig zonder kaarsjes,” zegt Carolien, “en denk je
nog aan het douchen voordat je gaat slapen?”
Wanneer Carolien terugloopt naar de huiskamer vraagt ze zich af: “Waar hangen de
brandblussers? Hoe gaat het als er een ontruiming nodig blijkt te zijn?”
Ze neemt zich voor om dit morgen uit te zoeken. Nu eerst in de overdrachtsmap noteren dat
Tina brandende kaarsen op haar kamer had.
Als Helpende Zorg enWelzijn ondersteun je zorgvragers bij het uitvoeren van hun persoonlijke
verzorging/ADL. Je kunt hierbij denken aan: wassen, aan- en uitkleden, uiterlijke verzorging,
toiletgang, verplaatsen, eten en drinken. Meestal staat in het zorg- of begeleidingsplan op welke
manier je iemand kunt ondersteunen.
Je ontwikkelt je vaardigheden die speciaal gericht zijn op het vergroten van de zelfstandigheid
van de cliënt. Je laat cliënten zoveel mogelijk zelf doen en stimuleert dit. Je neemt zo weinig
mogelijk werk uit handen. Alleen wat ze zelf niet kunnen neem je over. Zo krijgen zij zoveel
mogelijk controle over hun eigen leven. Je werkzaamheden stem je af met de cliënten, collega’s,
vrijwilligers en je leidinggevende.
Je ondersteunt de zorgvrager bij emotionele problemen. Dit doe je bijvoorbeeld door te luisteren,
je in te leven, oprechte interesse te tonen en te troosten.
In onvoorziene of onveilige situaties weet je hoe te handelen. Jemaakt een werkplanning voor je
eigen werkzaamheden, je evalueert de werkzaamhedenmet de betrokkenen en je kunt jouw eigen
werkplanning aanpassen.
1,2,3,4,5,6,7 9,10,11,12,13,14,15,16,17,18,...20
Powered by FlippingBook