10
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
SOCIAAL CULTUREEL WERKER - Fase 3
voldoende
goed
onvoldoende
Werkproces 2.1 Biedt ondersteuning
C Begeleiden
–– adviseren
–– motiveren
–– anderen ontwikkelen
T
Dit betekent dat:
• je individuen/groepen adviseert en motiveert over
maatschappelijke participatie
zodat:
• ze gestimuleerd worden hun leervragen te formuleren
• ze gestimuleerd worden hun mogelijkheden te verkennen
• ze gestimuleerd worden zich te ontwikkelen.
E Samenwerken en
overleggen
–– proactief informeren
p
Dit betekent dat:
• je individuen en groepen op bruikbare informatie wijst
zodat:
• voorzieningen voor hen toegankelijk zijn.
F Ethisch en integer
handelen
–– verschillen tussen mensen
respecteren
p
Dit betekent dat:
• je individuen en groepen rechtvaardig en respectvol
behandelt
zodat:
• iedereen gelijke kansen krijgt tot maatschappelijke
participatie en iedereen tot zijn recht kan komen.
H Overtuigen en
beïnvloeden
–– gesprekken richting geven
–– ideeën en meningen
naar voren brengen en
onderbouwen
T
Dit betekent dat:
• je zaken op de agenda zet met een duidelijk doel
• je actief met voorstellen komt
• je gesprekken in goede banen leidt
zodat:
• individuen/groepen voldoende capabel en geïnspireerd zijn
om actief deel te nemen aan de maatschappij.
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– expertise delen
p
Dit betekent dat:
• je jouw kennis en inzicht in het functioneren van de
samenleving toegankelijk maakt voor de doelgroep
zodat:
• dit voor de burgerschapsvorming en educatie van hen kan
worden benut.
U Omgaan met
verandering en
aanpassen
–– met diversiteit tussen
mensen omgaan
T
Dit betekent dat:
• je in staat bent de vragen op het gebied van welzijn en/of
maatschappelijke participatie vanuit het gezichtspunt van
andere culturen en achtergronden te bekijken
zodat:
• je jouw advies en begeleiding daarop aan kunt passen
waardoor deze aansluiten op de (begeleidings)vraag van de
deelnemer.