![Show Menu](styles/mobile-menu.png)
![Page Background](./../common/page-substrates/page0206.png)
Nederlandse samenvatting
204
Medicatie werkt echter niet bij iedereen hetzelfde; sommige mensen ervaren een positief ef-
fect, terwijl bij anderen geen verschil merkbaar is. Deze variabiliteit in de effectiviteit van
medicatie kan deels verklaard worden door individuele genetische verschillen. Daarmee
wordt bedoeld dat mensen met een bepaalde variant van een gen anders op medicatie rea-
geren dan mensen met een andere variant van hetzelfde gen. Dit was nu ook het geval: Alleen
mensen met een bepaald type dopamine gen lieten een verbetering van bromocriptine zien.
Dit gen reguleert de aanmaak van dopamine transporters. Deze bevinden zich op de rand van
de zenuwcel. Hier zorgt de dopamine transporter ervoor dat vrijgekomen dopamine weer op-
geruimd wordt. Gebeurt dat niet, dan veroorzaakt dopamine ruis in de informatieoverdracht
van de ene naar de andere cel. Het is bekend dat de effecten van dit dopamine gen vooral in
het striatum zichtbaar zijn. De conclusie van het werk in hoofdstuk 3 was dat dopamine D2
receptoren in het striatum cruciaal zijn voor multi-tasken en dat het belangrijk is naar indi-
viduele verschillen te kijken wanneer we medicatie bestuderen.
Deelnemers konden tijdens het multi-tasken geld verdienen. Zo kon ik onderzoeken wat de
invloed van beloning op multi-task prestaties was. De belofte van een hoge beloning zorgde
ervoor dat mensen beter konden multi-tasken. Ik zag echter geen effect van bromocriptine en
kon dus geen oorzakelijk verband tussen dopamine en de integratie van beloning en multi-
tasken aantonen.
Metylfenidaat beïnvloedt de manier waarop beloningssignalen en multi-task signalen in
het striatum geïntegreerd worden
In hoofdstuk 3 kon ik geen bewijs vinden voor een effect van bromocriptine op de integratie
van beloning en multi-tasken. In
hoofdstuk 4
wilde ik op een andere manier een verband tus-
sen dopamine en de integratie tussen beloningssignalen en multi-task signalen onderzoeken.
Hiervoor gebruikte ik een medicijn dat veel gebruikt wordt bij de behandeling van ADHD:
metylfenidaat (bijvoorbeeld Ritalin
®
). Metylfenidaat heeft invloed op dopamine niveaus in
het brein en heeft geen specifiek effect op een bepaalde dopamine receptor. In hoofdstuk 4
keek ik eerst of de hersenen van mensen met ADHD, vergeleken met mensen zonder ADHD,
op een andere manier signalen over beloning en multi-tasken integreren. Daarna onderzocht
ik de invloed van metylfenidaat, en daarmee dopamine.
We weten dat patiënten met ADHD een verstoring laten zien in hersengebieden die be-
trokken zijn bij gedragscontrole en dat patiënten met ADHD vaak minder activiteit hebben
in beloningsgebieden. Het is mogelijk dat beloningssignalen in patiënten met ADHD moeite
hebben gedragscontrole gebieden bereiken. Als dit zo is, dan zouden problemen met gedrag-
scontrole in ADHD (zoals impulsief reageren, of niet gecontroleerd tussen taken kunnen
wisselen) veroorzaakt worden door een verstoring in motivationele en beloningsprocessen.
Dit zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom kinderen met ADHD die zich op school niet
kunnen concentreren, maar wel uren achtereen met volle aandacht een computerspel kun-
nen spelen.
In
hoofdstuk 4
vergeleek ik deelnemers met en zonder ADHD terwijl ze het multi-task spel