155
het eerste jaar van follow-up. Interessant genoeg lieten de niveaus uitgedrukt in lineaire charge units een
duidelijke toename in dynamisch bereik (dynamic range, DR) zien gedurende 1 jaar (29,8 CU; SD 73,0),
terwijl de DR uitgedrukt in decibellen stabiel bleef. De T-levels en DR waren de enige fitting parameters
die een significante correlatie met spraakverstaan lieten zien (respectievelijk: r = 0,34; p < 0,01; en r =
0,33; p < 0,01). Verder bleken de T- en M-level profielen uitgedrukt in decibellen onafhankelijk te zijn
van de proefpersoon zijn gemiddelde level. Dit werd gedemonstreerd met behulp van mixed linear models.
Gebaseerd op de set gegevens van 151 personen werden klinisch toepasbaar voorspellingsmodellen voor
T- en M-levels voor alle losse elektrode contacten verkregen. Deze formules, gebaseerd op de beschreven
set gegevens, maken het mogelijk voor een individu de T- en M-levels nauwgezet te benaderen op basis van
slechts een psychofysische meting. Verder kunnen de geanalyseerde fitting niveau gegevens als een referentie
dienen voor toekomstige patiënten.
Hoofdstuk 6
presenteert een analyse van de effecten van intracochleaire positie van cochleaire implantaten
op de klinische fitting niveaus. In totaal 130 volwassen proefpersonen, die een CII/HiRes 90K cochleair
implantaat met een HiFocus 1/1J elektrode werden geïncludeerd in de studie. De insertie hoek en de afstand
tot de modiolus van elk elektrode contact werd bepaald met behulp van hoge resolutie CT-scans. De T-levels
en de M-levels werden bepaald na 1 jaar van follow-up. Het spraakverstaan werd geëvalueerd tijdens routine
klinische follow-up. De afstand tot de modiolus was significant kleiner in de basale en apicale gedeeltes van
de cochlea, vergeleken met het midden van de cochlea (p < 0,05). Gemiddeld namen de T-levels toe met 3,4
dB richting het basale eind van de cochlea. De M-levels, die in onze kliniek met een standaard profiel gefit
werden, namen ook tot richting het basale eind, echter in mindere mate (1,3 dB). Overeenkomstig nam het
dynamisch bereik af richting het basale eind (1,2 dB). Er werd geen correlatie gevonden tussen de afstand
tot de modiolus en de T-levels of de M-levels en de correlatie tussen de insertie diepte en de stimulatielevels
werd niet beïnvloed door de duur van doofheid, de leeftijd bij implantatie of de tijd sinds de implantatie.
De stimulatie niveaus van de cochleaire implantaten werden beïnvloed door de intracochleaire positie, zoals
bepaald met behulp van CT-scan. Interessant genoeg, zijn deze niveaus afhankelijk van de insertiediepte,
terwijl de afstand tot de modiolus geen effect heeft op de stimulatie niveaus. De T-levels namen toe richting
het basale eind van de cochlea. De niveau profielen waren onafhankelijk van de overall stimulatie niveaus en
werden niet beïnvloed door de patiënt zijn biografische gegevens, inclusief de duur van doofheid, de leeftijd
ten tijde van implantatie of de tijd sinds de implantatie. De overall T-levels, echter, lieten een significant
negatieve correlatie met spraakverstaan zien (p < 0,005). Toekomstig onderzoek zou verklaringen kunnen
opleveren voor de effecten van de intracochleaire positie op de stimulatie niveaus, die mogelijk op hun beurt
verbeteringen in toekomstige elektrode ontwerpen kunnen opleveren.
Hoofdstuk 7
bevat de algemene discussie van de resultaten en de belangrijkste conclusies van de studies
in dit proefschrift. Alhoewel klinische verbeteringen in spraakverstaan bereikt kunnen worden door het
verbeteren van de interface met richtmicrofoons en intrascalaire positionering, is meer onderzoek nodig
om de kwaliteit van de interface van cochleaire implantaten te verbeteren. Allereerst zou de kwaliteit van
eCAP metingen (bijv. de signaal-ruis verhouding) verbeterd dienen te worden om een meer gedetailleerd