Doktersassistent
Competentiewijzer
23
Competentie V: Met druk en tegenslag omgaan
Werkprocessen:
1.1 staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag
(BP 1.2, BP 2.2, BP 3.2)
Componenten:
effectief blijven presteren onder druk
Eindgedrag:
Je blijft in stressvolle situaties gericht op het werk.
Je richt jezelf op zaken die moeten worden gedaan.
Je bewaakt je eigen grenzen.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
•
•
het verschil tussen belangen en
spanningen
•
•
jouw eigen grenzen bij druk en
tegenslag
•
•
het verschil tussen macht en
onmacht
•
•
de verantwoordelijkheden,
taken en bevoegdheden van de
doktersassistent
•
•
de rechtspositie van de
doktersassistent
•
•
de veiligheidsvoorschriften/Arbo-
normen
•
•
de functiebeschrijving van de
doktersassistent binnen de branche
•
•
manieren om incidenten te melden
•
•
de motivatietechnieken
•
•
de conflicthantering
•
•
...............................................
•
•
met (tijds)druk en tegenslag omgaan
•
•
je eigen gevoelens goed hanteren
•
•
je eigen grenzen bewaken bij een
meningsverschil op basis van afwegingen
•
•
in stressvolle situaties gericht blijven op
het werk en de zaken die gedaan moeten
worden
•
•
bij spanning naar oplossingen zoeken
•
•
een professionele houding aannemen bij
spanning en stress (moeilijk hanteerbaar
gedrag van de zorgvrager)
•
•
prioriteiten op basis van gefundeerde
keuzes
•
•
collegiale ondersteuning aanvaarden bij
spanning en stress
•
•
afstand nemen om stil te staan bij je eigen
gedrag
•
•
open staan voor feedback van de
zorgvrager
•
•
de grenzen van je bekwaamheid en
•
•
bevoegdheid aangeven en daarbinnen
handelen
•
•
bij twijfel over je bevoegdheid en/of
bekwaamheid eerst overleg plegen
•
•
je taken, werkzaamheden en
bevoegdheden omschrijven
•
•
(functiebeschrijving)
•
•
agressie hanteren
•
•
omgaan met sociale problematiek
waaronder armoede en huiselijk geweld
•
•
de motivatietechnieken toepassen
•
•
onder druk vriendelijk blijven en conflicten
vermijden
•
•
tegenslag accepteren en direct kijken
naar andere middelen om je doel te
bereiken
•
•
flexibel zijn
•
•
.......................................................
•
•
alert
•
•
consequent
•
•
planmatig
•
•
initiatiefrijk
•
•
flexibel
•
•
stabiel
•
•
reflectief
•
•
open
•
•
coöperatief
•
•
zelfbewust
•
•
stressbestendig
•
•
overtuigend
•
•
aanspreekbaar
op je gedrag
•
•
...................