CZW20120196 - page 21

19
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 3
voldoende
goed
onvoldoende
Werkproces 1.8 Coördineert de zorgverlening
B Aansturen
–– richting geven
–– instructies en aanwijzingen
geven
–– taken delegeren
P
Dit betekent dat:
• je zorgt dat collega’s en betrokkenen weten wat de doelen en
prioriteiten zijn van de zorgverlening
• je zorgt dat ieders rol in het team helder is
• je zorgt voor duidelijke en relevante informatie/instructies
voor collega’s en betrokkenen
zodat:
• zij concreet weten wat er van hen wordt verwacht.
E Samenwerken en
overleggen
–– anderen raadplegen en
betrekken
–– afstemmen
P
Dit betekent dat:
• je, indien nodig, anderen raadpleegt in het kader van de
zorgverlening
• je tijdig en regelmatigmet hen overlegt
zodat:
• de expertise van de betrokkenen optimaal wordt afgestemd
en ingezet.
Q Plannen en
organiseren
–– activiteiten plannen
–– tijd indelen
–– mensen enmiddelen
organiseren
P
Dit betekent dat:
• je in een logische volgorde de werkzaamheden voor de
zorgverlening plant en regelt
• jematerialen, middelen en zonodig apparatuur inzet
zodat:
• de expertise van alle betrokkenen optimaal wordt afgestemd
en ingezet.
Werkproces 1.9 Evalueert de zorgverlening
D Aandacht en begrip
tonen
–– luisteren
P
Dit betekent dat:
• je cliënten en andere betrokkenen vraagt naar hun
ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden zorg en
begeleiding
• je aandachtig luistert en doorvraagt
zodat:
• je de verkregen informatie inbrengt bij de evaluatie.
J Formuleren en
rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
P
Dit betekent dat:
• je scherp, kernachtig en op een ongecompliceerdemanier je
bevindingen formuleert
zodat:
• de evaluatie (verslaglegging) voor alle betrokkenen
inzichtelijk en begrijpelijk is.
1...,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20 22,23,24,25,26
Powered by FlippingBook