CZW20120196 - page 13

PROEVE 3
11
F. Regie voeren
Je draait tien verantwoordelijke diensten. Hierin coördineer je de totale verpleegkundige zorg
voor (een deel van) de afdeling of de leefgroep waar je werkzaam bent.
Dit betekent dat je:
• de werkzaamheden plant
• de werkzaamheden verdeelt
• de geboden zorg evalueert
• je plan aanpast bij veranderde omstandigheden
• de juiste beslissingen neemt.
Ontwerp een evaluatielijst waarin je jouw competentieontwikkeling op het gebied van
coördinatie en continuïteit in beeld brengt. Vraag aan je team om na de tien diensten het
evaluatieformulier in te vullen.
Maak op basis van de gegevens uit de evaluatie een sterkte/zwakte analyse van je
coördinatorschap.
G. Coördinerend overleg
Je organiseert een coördinerend teamoverleg of multidisciplinair overleg. In deze
overlegsituatie heb je een leidende rol. Tijdens dit overleg zorg je voor afstemming van de
zorg.
Maak na afloop een procesverslag.
H. Begeleiden van een student
Je begeleidt een student.
Dit betekent dat je:
• de wijze waarop werkbegeleiding gegeven wordt, onderzoekt.
• een planmaakt voor het begeleiden van een student. Dit plan sluit aan bij de opleiding,
begeleidingsbehoefte en leerstijl van de student. Verwerk hierin de overdracht van
vakkennis, vaardigheden en houding die specifiek zijn voor de afdeling/setting waar je
werkt.
• een student begeleidt gedurende een periode waarin alle facetten van het begeleiden aan
bod komen. Tijdens de periode van begeleiden pas je het plan en je stijl van begeleiden
aan de leerbehoefte en leerstijl van de student aan.
• feedback vraagt aan je collega’s en aan de student over het plan en over jouwmanier
van begeleiden. Dit doe je tussentijds en aan het einde van de periode. Je stelt op basis
daarvan je begeleidingsstijl bij.
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,...26
Powered by FlippingBook