Table of Contents Table of Contents
Previous Page  46 / 290 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 46 / 290 Next Page
Page Background

46

|

D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Meestal hoef je een speler alleen kort aan te spreken.

‘Ik zie je dit doen. Ik hoor je dat zeggen. We hebben toch afgesproken

dat we dat niet zouden doen?’

Bij de training roep je de spelers even bij elkaar voor een praatje – maar in

de verte ramt een speler nog even een bal op doel. Dat doet-ie wel vaker.

Roep niet: ‘Waarom kom je nu alwéér niet?’

Negeer het, beloon het goede. Zeg tegen de anderen: ‘Geweldig dat jullie

zo snel komen!’ Maak het niet te zwaar als het niet nodig is, humor doet

wonderen. En zorg ervoor dat die ene speler geen gezichtsverlies lijdt.

Kleineer niemand, zet niemand te kakken.

Regelen (2)

Omgaan met medespelers

1

We noemen elkaar bij de voornaam, ook in het veld;

2

We geven elkaar tips, kleineren elkaar niet;

3

We schelden nooit, we helpen elkaar altijd. Als een speler

tijdens de wedstrijd vloekt of een opzettelijke overtreding

maakt, haal je hem voor tien minuten naar de kant,

ongeacht of de scheidsrechter de overtreding zag.