![Show Menu](styles/mobile-menu.png)
![Page Background](./../common/page-substrates/page0066.png)
64
|
D-pupillen De zaterdagwedstrijd
Teamfuncties en teamtaken
Het is zaak kinderen vlak voor de wedstrijd niet te veel te vertellen – laat
staan allerlei opdrachten mee te geven. Beperk je tot enkele aanwijzingen
die voor iedereen gelden. Pik er niet één individu uit, en stel hem zeker niet
als negatief voorbeeld. De kleedkamer moet een veilige omgeving zijn.
Straal vooral uit: we hebben er zin in!
‘Jongens, laten we vandaag extra goed ons best doen om het veld groot te
houden bij de aanval, en juist klein bij een tegenaanval. Jullie kunnen het,
dat weet ik. Drie dingen. Als de verdedigers de bal hebben, moeten de
middenvelders goed vrijlopen. Alleen zo kunnen we de bal via het midden
veld bij de spitsen krijgen. Twee. Speel daarbij de bal zoveel mogelijk met
de binnenkant voet naar elkaar toe. Tot slot: nadat we de bal hebben
afgespeeld, moeten we ons meteen weer aanspeelbaar maken. Blijf dus
altijd meedoen! Doe je best!’
Kinderen leren voetballen door te voetballen. Voetballen is een spel.
Kenmerkend voor een spel is dat je keuzes kunt maken. Dat vraagt iets van
hun analytische vermogens en creativiteit. Om allerlei redenen is voetbal
een ingewikkeld spel. In het spel van 11 tegen 11 nemen alle 22 spelers
beslissingen. De speler met de bal moet reageren op al die beslissingen.
Daar komt bij dat de bal vrij is. Bij sporten als handbal en basketbal houden
spelers de bal vast, bij voetbal kan de bal elk moment worden afgepakt.
Daardoor is niet éen situatie hetzelfde.
Tegelijk gaat het bij voetbal eigenlijk maar om één ding. Meer doelpunten
maken dan de tegenpartij. Om dit voor elkaar te krijgen, zal het team
moeten aanvallen, verdedigen en omschakelen. Deze drie functies zijn de
zogeheten ‘teamfuncties’.