CZW20120233 - page 17

15
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 2
voldoende
goed
onvoldoende
Werkproces 3.4 Voert coördinerende taken uit
B Aansturen
–– instructies en aanwijzingen
geven
–– functioneren van mensen
controleren
–– richting geven
P
Dit betekent dat:
• je duidelijk aangeeft wat er moet gebeuren en wanneer
• je duidelijk aangeeft wat je van jouw collega’s verwacht en
erop toeziet dat dit ook gebeurt
• je via werkbegeleiding zaken in het functioneren van
medewerkers bespreekbaar maakt
zodat:
• de opvang organisatorisch goed verloopt en medewerkers
goed functioneren.
E Samenwerken en
overleggen
–– afstemmen
–– anderen raadplegen en
betrekken
–– proactief informeren
P
Dit betekent dat:
• je tijdig collega’s en deskundigen raadpleegt ten aanzien van
de opvang en begeleiding van het kind
• je collega’s en deskundigen tijdig informeert ten aanzien van
de opvang en begeleiding van het kind
• je werkzaamheden afstemt
zodat:
• de opvang en begeleiding van verschillende bij het kind
betrokkenen goed op elkaar aansluiten.
Q Plannen en
organiseren
–– activiteiten plannen
T
Dit betekent dat:
• je zorgt voor afstemming van werkzaamheden
• je een planning maakt
zodat:
• je de continuïteit van de dienstverlening waarborgt.
Werkproces 3.5 Onderhoudt een netwerk
E Samenwerken en
overleggen
–– afstemmen
–– aanpassen aan de groep
T
Dit betekent dat:
• je een goede werkrelatie met collega’s en deskundigen
opbouwt
• je tijdig overlegt met collega’s en deskundigen
zodat:
• je deze contacten kunt benutten om je werkdoelen te
bereiken.
Werkproces 3.6 Voert beleidsmatige taken uit
E Samenwerken en
overleggen
–– anderen raadplegen en
betrekken
T
Dit betekent dat:
• je collega’s binnen de organisatie/vestiging vraagt welke
knelpunten zij ervaren in het (pedagogisch) beleid
zodat:
• je een bijdrage levert aan beleidsontwikkeling en de
implementatie van het (pedagogisch) beleid.
1...,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16 18,19,20,21,22
Powered by FlippingBook