136
|
E-pupillen De zaterdagwedstrijd
Wedstrijd lezen
De zaterdagwedstrijd: hier gaat het eigenlijk allemaal om. Hier moet alles bij elkaar
komen, hier wordt naar gekeken. Het meetpunt. Hoe staat team en spelers ervoor,
welke progressie is gemaakt? Wat beheersen ze al wel, wat nog niet?
Bij alles wat ze nog niet beheersen, zet jij een keel op. Twee keer 25 minuten lang.
Niet dus. Observeer eerst een tijdje in stilte. ‘Lees’ de wedstrijd. Noteer – in je hoofd
of op papier – zaken die je opvallen in het aanvallen en verdedigen. Stel jezelf daarbij
steeds vragen. Wat zie ik? Niet: wat dénk ik over de snelle 2-0 achterstand. Niet: wat
vínd ik van dit matige spel. Wel: we lijden twee keer balverlies in de opbouw door
een onzuivere pass, niet met de binnenkant van de voet gegeven. Daardoor pakt de
tegenpartij de bal af en maakt een doelpunt. Bedenk je hierbij welke accenten vorige
week zaterdag en op de training aan de orde zijn gekomen. Wat stond centraal in de
wedstrijd? Waar hebben we eigenlijk op getraind? Wat wilden we bereiken? Is het
een beetje gelukt?
Hoewel jouw spelers nu hartstochtelijk bezig lijken te zijn met winnen of verliezen,
jou mag het daar nooit om gaan. Vergeet tussenstand, eindresultaat, stand op de
ranglijst en witte zakdoekjes van ouders. Zelfs de spelers zijn niet langer dan een
paar minuten per week bezig met het scorebord. Het gaat erom dat ze zo vaak en
doelgericht mogelijk betrokken zijn bij de bal. Laat ze ervaren of de eigen keuze het
gewenste resultaat heeft. Dat winnen komt dan vanzelf.
De centrale opdracht van jou als coach is dan ook, in alle onvoorspelbare situaties
die zich deze zaterdagochtend voor jouw ogen ontwikkelen, spelers te stimuleren
steeds weer te proberen de bal richting het doel van de tegenpartij te krijgen. Drib-
belend, trappend, rennend, vallend en opstaand. Omdat spelers van de tegenpartij
het tegenovergestelde proberen, zijn jouw coachopmerkingen in eerste instantie heel
simpel.
‘Probeer de bal weer af te pakken!
‘Doe mee! Zorg ervoor dat je de bal kunt krijgen!’
‘Schiet de bal niet zomaar weg, probeer hem aan te nemen.’
Heeft het aanvallen of verdedigen niet het gewenste effect? Dan moet je kijken
waar dat aan ligt. Het kan zijn dat spelers individuele handelingen die horen bij het
opbouwen en scoren onvoldoende goed uitvoeren – aannemen, passen, vrijlopen
– of dat in de samenwerking en afstemming dingen verkeerd gaan. Hetzelfde geldt
voor het verdedigen – het tegenhouden of afpakken van de bal en het geven van
rugdekking.




