Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  42 / 78 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 42 / 78 Next Page
Page Background

42

Leerlijn Nederlands

1

e

Projecttaak

2

e

Projecttaak

3

e

Projecttaak

4

e

Projecttaak

5

e

Projecttaak

6

e

Projecttaak

Uitleg Schema

a. Doel & Thema

1.Oriëntatie

Bij de stap Oriëntatie

kun je aangeven wat

het doel en het thema

is van de taalproduc-

ten die je oplevert,

zoals:

Het oriëntatieverslag

Het oriëntatiege-

sprek

Het informatiemate-

riaal dat je leest.

b. Zender-Ontvan-

ger

1.Oriëntatie

Bij de stap Oriëntatie

kun je bepalen wie de

boodschap over-

brengt of ontvangt.

Bij je taalproducten

kijk je of je geschikte

informatiebronnen

gebruikt.

Of jouw boodschap

geschikt is voor de

ontvanger.

c. Consequenties

1.Oriëntatie

Bij de stap Oriëntatie

laat je zien dat je re-

kening houdt met de

consequenties van

het communicatie-

middel dat je kiest.

Waarom gebruik je

juist dit communica-

tiemiddel?

Wat zijn de voordelen

en nadelen van je

keuze?

d. Medium

1.Oriëntatie

Bij de stap Oriëntatie

laat je zien dat je de

regels en eigenschap-

pen van het commu-

nicatiemiddel

(medium) kent.

Aan welke eisen moet

een (oriëntatiever-

slag) voldoen?

Welke eisen kun je

stellen aan informa-

tiemateriaal?

e. Opbouw

1.Oriëntatie

Bij de stap Oriëntatie

laat je zien dat je de

structuur en opbouw

van gesproken en ge-

schreven teksten

kunt aangeven.

Welke structuur

heeft een (oriënta-

tie)verslag; -gesprek?

f. Ruis

1.Oriëntatie

Bepalen welke zaken

storend zijn in het

overbrengen van de

boodschap.

Bepalen welke kennis

en vaardigheden je

nodig hebt om storin-

gen te voorkomen.

2. Planning en

voorbereiding

Bij het invullen van je

plan van aanpak kun

je doel en thema

schriftelijk en mon-

deling aangeven.

Je gaat werken met

een topische lijst:

Wat? Waar? Hoe?

Wanneer? enz.

Bij alle talige produc-

ten in deze stap geef

je het doel en thema

helder weer.

2. Planning en

voorbereiding

Bij het invullen van je

plan van aanpak

weet je duidelijk aan

te geven voor wie je

dit maakt.

Je houdt bij de talige

producten rekening

met de ontvanger.

2. Planning en

voorbereiding

Bij het invullen van je

plan van aanpak kun

je de consequenties

voor je keuze van

communicatiemidde-

len aangeven. Je

geeft ook aan welke

consequenties je nog

niet overziet.

Je houdt rekening

met de consequenties

van het communica-

tiemiddel bij de voor-

bereiding.

2. Planning en

voorbereiding

Bij het invullen van je

plan van aanpak geef

je aan welke eigen-

schappen en regels

van communicatie-

producten je verder

wilt leren kennen.

Je laat zien dat je je

hebt voorbereid op

de eisen, eigenschap-

pen en regels van het

communicatiemid-

del.

2. Planning en

voorbereiding

Bij het invullen van je

plan van aanpak geef

je de informatie over-

zichtelijk en gestruc-

tureerd weer.

Je geeft ook aan wel-

ke structuurkenmer-

ken van

communicatiepro-

ducten je verder wilt

leren kennen.

Je laat zien dat je je

bij de communicatie-

middelen hebt voor-

bereid op de

structuur.

2. Planning en

voorbereiding

Aangeven welke ken-

nis je nog nodig hebt

om ruis in de toe-

komst in je communi-

catieproducten te

voorkomen.

Aantonen dat je reke-

ning houdt met sto-

rende elementen die

voor kunnen komen

bij je communicatie-

producten.

3. Uitvoering en

controle

Bij de uitvoering blijf

je thema en doel

vasthouden.

Je controleert punt a

bij je communicatie-

producten.

3. Uitvoering en

controle

Je laat als zender

zien bij de communi-

catie rekening te

houden met de ont-

vanger.

Je controleert punt a.

en b.

3. Uitvoering en

controle

Je laat zien dat je re-

kening hebt gehou-

den met de

consequenties van

het communicatie-

middel.

Je controleert a. t/m

c.

3. Uitvoering en

controle

Je laat zien dat je het

communicatieme-

dium goed hebt toe-

gepast.

Je controleert a. t/m

d.

3. Uitvoering en

controle

Je kunt de structuur-

kenmerken goed toe-

passen.

Je controleert a. t/m

e.

3. Uitvoering en

controle

Zoveel mogelijk sto-

ringen in de commu-

nicatie zien te

voorkomen.

Je controleert a. t/m

f.

4. Oplevering en

evaluatie

Aangeven hoe je doel

en thema voor de

ontvanger hebt toe-

gepast.

Beoordeling van a.

4. Oplevering en

evaluatie

Aangeven hoe je a.

en b. hebt toegepast.

Beoordeling van a.+

b.

4. Oplevering en

evaluatie

Aangeven hoe je

a. t/m c. hebt toege-

past.

Beoordeling van

a. t/m c.

4. Oplevering en

evaluatie

Aangeven hoe je a. t/

m d. hebt toegepast.

Beoordeling van

a. t/m d.

4. Oplevering en

evaluatie

Aangeven hoe je

a. t/m e. hebt toe-

gepast.

Beoordeling van

a. t/m e.

4. Oplevering en

evaluatie

Reflecteren op je

acties om ruis in de

communicatie zoveel

mogelijk terug te

brengen.

Bepalen welke kennis

en vaardigheden je

nog verder moet ont-

wikkelen.

Beoordeling van

a. t/m f.