35
Stappenplan communicatieschema
A =
afstemming op doel
doel:
Wat wil/moet de zender bereiken met deze boodschap? (informeren,
activeren, mening vormen)
onderwerp:
Wat is het onderwerp van de boodschap:
thema('s):
Wat wordt er over het onderwerp gezegd? Wat moet er over het
onderwerp gezegd worden? (Feiten / meningen / argumenten)
B =
afstemming op publiek
publiek:
Voor wie is de boodschap bestemd? Hoe spreek je dat publiek aan? (Denk
bijv. aan functie of belangrijkheid van de persoon, voorkennis van het
onderwerp, taal, opvattingen.)
C =
medium en bijbehorende
conventies bepalen
medium:
Welk medium is voor dit doel en dit publiek geschikt / gebruikt?
conventies:
Welke (spel)regels gelden voor dit medium?
D =
opbouw en samenhang
bepalen
opbouw en samenhang van de boodschap:
Rekening houdend met de conventies, met dit publiek, dit doel, dit
onderwerp en deze thema's, wat komt er dan in:
Inleiding:
Kern:
Welke signaal- en verwijswoorden geven samenhang aan de tekst?
Slot:
E =
ruis voorkomen
ruis:
Welke mogelijke ruis kan er ontstaan en (hoe) kan ik dat voorkomen?
(spelling, grammatica, woordgebruik, verstaanbaarheid, leesbaarheid
etc.)