Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  106 / 114 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 106 / 114 Next Page
Page Background

106

Constructiewerker

Niveauomschrijvingen Nederlands

Leesvaardigheid

B2

Luister­

vaardigheid B2

Spreek­

vaardigheid B1

Gespreks­

vaardigheid B1

Schrijf­

vaardigheid B2

Kenmerken van de taakuitvoering

Opzoeken

Kan vereiste in-

formatie halen uit

complexe formu-

lieren, schema’s,

overzichten.

Kan snel infor-

matie vinden

in teksten over

een breed scala

aan onderwer-

pen in de eigen

werksfeer, ook in

teksten met een

ondoorzichtige

structuur.

Kan gebruik

maken van

naslagwerken

binnen het eigen

opleiding-/werk-

domein.

Kan gebruik ma-

ken van complexe

woordenboeken.

Kan op internet

informatie zoeken

over allerlei soor-

ten onderwerpen.

Kan resultaten

van een zoek-

poging met

zoekmachine

onderscheiden in

waardevolle en

niet-waardevolle

resultaten.

Kan alternatieve

zoekmethodes

bedenken als

zoekpogingen

op internet niets

opleveren.

Gericht luisteren

naar specifieke

informatie

Kan uit langere

betogen gedetail-

leerde informatie

halen over ver-

trouwde en min-

der vertrouwde

onderwerpen.

Samenhang

Kan een duidelijk

verhaal houden

met een samen-

hangende opsom-

ming van punten.

Kan een lineaire

structuur van het

verhaal in steek-

woorden weerge-

ven.

Kan eenvou-

dige informatie

of argumentatie

overbrengen en

daarbij duidelijk

maken welk punt

hij het belangrijkst

vindt.

Gebruikt korte

eenvoudige

zinnen in opsom-

mingen, redene-

ringen, tegenstel-

lingen en verbindt

deze met elkaar

met gebruik van

de juiste, eenvou-

dige voegwoor-

den en verbin-

dingswoorden..

Beurten nemen

Kan ingrijpen in

een gesprek of

discussie over

een vertrouwd

onderwerp en de

juiste frase

gebruiken om

aan het woord te

komen.

Samenhang

Gebuikt veel-

voorkomende

voeg- en verbin-

dingswoorden

correct (en, maar,

want, als, hoewel,

omdat).

Brengt samen-

hang in de tekst

door een volgorde

aan te brengen

en de tekst op te

bouwen met een

begin – midden –

slot.

Geeft simpele

inhoudelijke ver-

banden expliciet

aan en maakt

alinea’s.

Maakt soms on-

duidelijke verwij-

zingen.

Maakt af en toe

fouten in de struc-

tuur van de tekst.

Er zitten soms

kronkels in de

gedachtelijn.