Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  107 / 114 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 107 / 114 Next Page
Page Background

107

Basisdocument Constructiewerker

Niveauomschrijvingen Nederlands

Leesvaardigheid

B2

Luister­

vaardigheid B2

Spreek­

vaardigheid B1

Gespreks­

vaardigheid B1

Schrijf­

vaardigheid B2

Begrijpen

Kan de gedach-

telijn/verhaallijn

volgen

Kan van een tekst

de verschillende

onderwerpen

beschrijven.

Kan van de

verschillende

tekstgedeelten de

hoofdgedachte

weergeven.

Kan de volgende

tekstrelaties her-

kennen: oorzaak-

gevolg, doel-

middel, algemene

uitspraak-voor-

beeld, tegenstel-

ling, opsomming,

voorwaarde,

argumentatie.

Begrijpen

Kan de gedach-

telijn/verhaallijn

volgen. Kan van

een tekst de

verschillende

onderwerpen be-

noemen. Kan van

de verschillende

tekstgedeelten de

hoofdgedachte

weergeven.

Kan de volgende

tekstrelaties her-

kennen: oorzaak-

gevolg, doel-

middel, algemene

uitspraak-voor-

beeld, tegenstel-

ling, opsomming,

voorwaarde,

argumentatie

Afstemming op

doel

Spreektaak is

herkenbaar als

instruerend, infor-

matief, onderhou-

dend.

Kan zijn mening

onderbouwen met

argumenten en

kan zijn publiek

overtuigen.

Afstemming op

doel

Kan overtuigen

met eenvoudige

argumenten.

Kan gesprekken

voeren waarin

meerdere doelen

bereikt moeten

worden (bijvoor-

beeld: informeren

en uitwisselen

van meningen;

zaken regelen en

de relatie beves-

tigen).

Kan na een

uitwijding in het

gesprek weer te-

rugkeren naar het

gespreksdoel.

Afstemming op

doel

Kan in teksten met

een eenvoudige

lineaire structuur

trouw blijven aan

het doel van het

schrijfproduct.

Kan instruerende

teksten schrijven,

schriftelijke ver-

zoeken opstellen,

onderhoudende

teksten schrij-

ven (gedichten,

columns) en

overtuigen met

argumenten.

Verwerken

Kan een tekst

samenvatten.

Kan conclusies

trekken.

Kan meningen en

hoofdthema’s in

een tekst becom-

mentariëren. Kan

informatie uit de

tekst vergelijken

met informatie uit

andere bronnen.

Kan met onder-

steuning oorzaak-

gevolgschema

maken.

Kan zelfstandig

gegevens orde-

nen: heeft alleen

begeleiding nodig

bij specifieke or-

deningsprincipes.

Verwerken

Kan een tekst

samenvatten.

Kan conclusies

trekken. Kan

informatie uit de

tekst vergelijken

met eigen kennis/

ervaring. Kan

informatie uit de

tekst vergelijken

met informatie uit

andere bron-

nen. Kan met

begeleiding een

oorzaak-gevolg

schema maken.

Kan gegevens

ordenen; heeft

alleen ondersteu-

ning nodig bij

specifieke orde-

ningsprincipes.

Kan meningen en

hoofdthema’s in

een tekst becom-

mentariëren.

Afstemming op

publiek

Kan het verschil

tussen formele en

informele situa-

ties hanteren.

Maakt de juiste

keuze voor het

register en het al

dan niet gebrui-

ken van een taal-

variatie (dialect,

jongerentaal).

Is in staat door

middel van con-

crete voorbeelden

en ervaringen de

luisteraar(s) te

boeien. Kan een

grapje maken of

een grappig of

ontroerend voor-

beeld geven..

Afstemming op

gesprekspartner

Maakt de juiste

keuze in het

gebruik van non-

verbaal gedrag.

Maakt de juiste

keuze in formali-

teit en het al dan

niet gebruiken van

een taalvariatie

(dialect, jonge-

rentaal), hoewel

hij in formele

situaties nog geen

fijne nuances kan

aanbrengen.

Afstemming op

publiek

Past het woordge-

bruik en de toon

aan het publiek

aan: formeel/in-

formeel, peer-

group/ buiten-

kring..