CZW20120023

CZW20120023

Verpleegkundige

Competentiewijzer

| Niveau 4

Competentiewijzer (2012-vp-cw)

Opleiding: Niveau Fase

Verpleegkundige

4 1, 2 en 3

Artikelnummer CZW20120023

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie enmanagementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider S. Borkus

Ontwikkelaar van deze fase J. Cuijpers R. van der Hoek I. Kolen T. Renneberg

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene diemeent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemenmet Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige anderemanier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Verpleegkundige

Inleiding Deze competentiewijzer is afgeleid van het kwalificatiedossier Verpleegkundige 2012. De competentiewijzer 2012 bevat alle competenties, componenten en werkprocessen die in het totale opleidingstraject gedurende de 3 fasen voorkomen. Het uitgangspunt is de competentie. Vervolgens is ieder werkproces, waarin de betreffende competentie voorkomt, benoemdmet vermelding van de hierbij behorende componenten en het eindgedrag (de prestatie-indicatoren uit het kwalificatiedossier). Tevens staat bij ieder werkproces vermeld in welke onderdelen (beroepsprestatie, proeve, verantwoordingsverslag, assessmentgesprek) deze competentiemet componenten voorkomt, met vermelding van de fase. Bij iedere competentie is een opsomming gegeven van kennis-, vaardigheden- en houdingsaspecten. Dit is geen uitputtende lijst, maar hij dekt wel de werkprocessen, de bijbehorende competenties en componenten. De competentiewijzer is bedoeld voor studenten en opleiders. De verwachtingen en eisen van het beroep en de opleiding worden door de competentiewijzer goed in beeld gebracht. Als student kun je voor jezelf vaststellen wat je sterke enminder sterke kanten zijn binnen de verschillende competenties en werkprocessen. De competentiewijzer is een handig hulpmiddel bij het formuleren van je leerdoelen in het persoonlijke ontwikkelingsplan (POP). De lijst kan naar eigen inzicht aangevuld worden.

Opleiders kunnen de competentiewijzer gebruiken bij de ondersteuning van studenten in hun studieloopbaan.

Ontwikkelaars J. Cuijpers R. van der Hoek T. Renneberg I. Kolen

Ontwikkelteamleider S. Borkus

3

COMPETENTIEWIJZER

Inhoud

Pagina

Competentie A:

5

Beslissen en activiteiten initiëren

Competentie B:

7

Aansturen

Competentie C:

9

Begeleiden

Competentie D:

12

Aandacht en begrip tonen

Competentie E:

16

Samenwerken en overleggen

Competentie F:

20

Ethisch en integer handelen

Competentie H:

22

Overtuigen en beïnvloeden

Competentie I:

25

Presenteren

Competentie J:

27

Formuleren en rapporteren

Competentie K:

30

Vakdeskundigheid toepassen

Competentie L:

34

Materialen enmiddelen inzetten

CompetentieM: Analyseren

37

Competentie Q:

39

Plannen en organiseren

Competentie R:

41

Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

Competentie T:

45

Instructies en procedures opvolgen

Competentie V:

49

Met druk en tegenslag omgaan

4

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie A: Beslissen en activiteiten initiëren

Werkprocessen:

1.1 Stelt de verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (BP 1.3, Proeve fase 1, BP 2.3, Assessmentgesprek 1, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: beslissingen nemen, afgewogen risico’s nemen, verantwoordelijkheid nemen voor eigen beslissingen en activiteiten Eindgedrag: Je verzamelt gegevens over dreigende of bestaande gezondheidsproblemen om de zorg- en ondersteuningsbehoeften van de zorgvrager, eventueel met informatie van naasten, in kaart te brengen. Je voert een anamnesegesprek/intakegesprek met de zorgvrager, eventueel gesteund door naasten. Je analyseert de verzamelde gegevens en stelt een verpleegkundige diagnose. Je formuleert verpleegdoelen/ondersteuningsdoelen, kiest in voorkomende gevallen activiteiten en interventies. Je formuleert het verpleegplan, bespreekt dit met de zorgvrager en betrokkenen en vraagt om instemming.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de oorzaken, verschijnselen en gevolgen van gezondheidsklachten, veel voorkomende ziektebeelden of stoornissen, beperkingen en functioneringsproblematiek van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van behandeling, therapie, onderzoek of chirurgische ingreep • • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de behandeling en (medicatie) therapieën en de achtergronden zoals het levensverhaal resp. voorgeschiedenis van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de inhoud van het zorgproces • • hulpmiddelen bij het formuleren van het verpleegkundige diagnose, het verpleegprobleem, het verpleegdoel en de planning • • verschillende evaluatievormen • • de inhoud van het verpleegdossier • • de verpleegkundige theorieën • • verschillende technieken om gegevens te verzamelen zoals: observeren, vragen stellen • • de theorie over anamneses en anamnesegesprekken • • de taken, verantwoordelijkheden, grenzen van het beroep • • bijwerkingen vanmedicatie

• • op systematische wijze vragen stellen en doorvragen • • een anamnesegesprek voeren volgens het protocol of richtlijnen van je BPV-plek • • gericht observeren en rapporteren • • ordening aanbrengen in verkregen informatie en deze juist analyseren, interpreteren en beoordelen • • de vragen, behoeften en verwachtingen van de zorgvrager binnen je branche/BPV in beeld brengen • • actief luisteren, vragen verhelderen en de zorgvrager helpen bij de zorgvraagformulering • • met de zorgvrager het verpleegplan • • de gevolgen of consequenties van het verpleegplan duidelijk maken aan de zorgvrager • • activiteiten plannen en uitvoeren • • overleggen over onvoorspelbare, zeer complexe situaties met ervaren collega’s of leidinggevende • • gebruik maken van geldende protocollen en richtlijnen • • communiceren op 3F niveau Nederlands • • verantwoordelijkheid tot handelen nemen • • beslissingen nemen en beargumenteren • • risico’s inschatten en anticiperend handelen bespreken en hierover overeenstemming bereikenmet de zorgvrager en betrokkenen

• • alert • • consequent • • coöperatief • • proactief • • stabiel • • empathisch

• • stressbestendig • • weloverwogen • • kritisch

• • ...................

• • .......................................................

5

COMPETENTIEWIJZER

Competentie A: Beslissen en activiteiten initiëren (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de bronnen, waar aanvullende informatie over de zorgvragers uit je branche/BPV te vinden is • • de specifieke wet- en regelgeving in het dagelijks werk (BIG, BOPZ, Arbo, WGBO, WBP, klachtrecht, medezeggenschap, bewindvoering) • • het sociale netwerk van de zorgvrager • • de eisenm.b.t. Nederlands op 3F

• • ...............................................

6

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie B: Aansturen

Werkprocessen:

1.8 Coördineert de zorgverlening (BP 1.5, Proeve fase 1, BP 2.4, Proeve fase 2, BP 3.1, BP 3.2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: richting geven, instructies en aanwijzingen geven, taken delegeren Eindgedrag: Je voert coördinerende taken uit. Jemaakt een planning en verdeling van de werkzaamheden, wijst werkzaamheden toe en geeft prioriteiten aan. Je stemt de zorgverlening af met collega’s onderling enmet deskundigen van andere disciplines, zowel binnen als buiten de organisatie. Je consulteert zonodig andere deskundigen of verwijst naar hen. Je creëert voorwaarden die wenselijk zijn voor de uitvoering van de zorg. Je bespreekt de zorgverleningmet de betrokkenen, je werkt met hen samen en draagt zo nodig werkzaamheden over. Je ziet toe op de uitvoering en continuïteit in de zorgverlening. Je neemt deel aan voor de coördinatie en afstemming relevante overlegvormen (multidisciplinair) en collegiale consultatie. Je past je beleid of aanpak aan als blijkt dat dit nodig is.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV, de behandeling en (medicatie)therapieën • • de achtergrond zoals het levensverhaal resp. voorgeschiedenis van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • demeest gangbare verpleegsystemen • • de doelen en prioriteiten van de zorg • • de kwaliteitsnormen voor de zorg • • het belang vanmultidisciplinair werken • • gangbaremethoden voor • • vergadertechnieken • • de feedbackregels • • diverse presentatietechnieken (spreekvaardigheid op 3F) • • diverse gesprekstechnieken op 3F (gesprekken 3F) • • de theorie vanmethodisch werken • • de verschillende observatietechnieken • • de verschillende overlegvormen • • de verschillende rapportagesystemen en -technieken • • vergadertechnieken informatieoverdracht en verslaglegging in de zorg

• • methodisch en planmatig werken • • taken verdelen en delegeren • • met (elektronische) zorgdossiers omgaan • • verschillende gesprekstechnieken en gesprekstypen toepassen • • begrijpelijke informatie verstrekken • • doelen en prioriteiten stellen • • kwaliteitsnormen toepassen in de praktijk • • contacten leggen en onderhoudenmet alle direct bij de zorg betrokkenen • • in een team samenwerken • • multidisciplinair overleggen • • samenwerkenmet andere beroepsbeoefenaren • • verschillendemethoden van verslaglegging toepassen • • op een zo objectief mogelijk manier informatie overdragen • • prioriteiten stellen • • toezien op de uitvoering van de zorgverlening en de continuïteit van zorg • • luisteren en samenvatten • • rapporteren • • overleggen • • instructies en aanwijzingen geven • • regel- en wetgeving toepassen binnen je werk • • vergadertechnieken hanteren

• • zelfbewust • • kritisch • • reflectief • • respectvol • • tolerant • • nauwkeurig • • oplettend • • creatief • • open naar anderen

• • empathisch • • consequent • • motiverend voor anderen • • zelfverzekerd

• • ...................

7

COMPETENTIEWIJZER

Competentie B: Aansturen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de werkzaamheden op een afdeling/ setting • • de organisatiestructuur • • de theorie over delegeren • • de verschillende theorieën over instructies geven • • de rollen/taken en bevoegdheden in het team • • de rollen/taken en bevoegdheden van betrokken disciplines • • groepsdynamische processen in een team • • de principes van teamverpleging • • belangrijke hulpinstanties en organisaties • • de beschikbare informatiesystemen • • de aspecten van werk en beroepshouding • • de principes van samenwerken • • de verschillende disciplines en hun werkzaamheden • • de expertise van de verschillende disciplines • • het belang van continuïteit van zorg

• • de voorzittersrol opnemen • • presenteren (spreekvaardigheid op 3F) • • tijdig verwijzen naar relevante disciplines en organisaties • • omgaanmet formele en informelemacht en gezag • • teksten inschatten op bruikbaarheid voor de praktijk (leesvaardigheid op 3F) • • teksten samenvatten (schrijfvaardigheid op 3F) • • de zorg afstemmenmet betrokkenen • • begrijpelijke informatie geven • • advies vragen aan andere betrokkenen • • duidelijke afsprakenmaken • • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven • • observatiegegevens rapporteren in de beschikbare informatiesystemen • • deelnemen aanmultidisciplinair overleg • • binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin jouw standpunten uitleggen • • kenbaar maken wat jouw kwaliteiten, grenzen en valkuilen zijn • • betrokkenheid bij anderen tonen • • bijdragen aan een optimaal werkklimaat • • rekening houdenmet de invloed van een team op jouw functioneren en bespreekbaar maken • • een effectieve taakverdelingmaken van verpleegkundige taken en werkzaamheden • • in teamverband werken • • jouwwerkzaamheden afstemmen op die van jouw collega(‘s) • • de zorg overdragen • • een bijdrage leveren aan 24-uurs zorg • • de expertise van andere zorgverleners benutten

• • zelfbewust • • kritisch • • reflectief • • respectvol • • tolerant • • nauwkeurig • • oplettend • • creatief • • open naar anderen

• • empathisch • • consequent • • motiverend voor anderen • • zelfverzekerd

• • ...................

• • ...............................................

• • .......................................................

8

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie C: Begeleiden

Werkprocessen:

1.4 Begeleidt een zorgvrager (BP 1.4, Proeve fase 1, (VZ BP1.4 is facultatief voor VP), BP 2.1, BP 2.4, BP 2.5, BP 2.6, BP 2.7, Proeve fase 2, BP 3.1) Componenten: adviseren, motiveren Eindgedrag: Je bewaakt, begeleidt en stimuleert de zorgvrager bij het handhaven van de zelfredzaamheid op psychosociaal enmaatschappelijk gebied. Jemotiveert de zorgvrager zoveel mogelijk de regie over zijn eigen leven te voeren en de eigen identiteit en levensinvulling te behouden. Ook begeleid je bij verwerking en hantering van de gevolgen van ziekte, beperking, therapie of behandeling. Je richt je hierbij op het zo optimaal mogelijk functioneren van de zorgvrager. Zo begeleid je een zorgvrager bij het psychosociaal enmaatschappelijk functioneren, bij het behouden en versterken van het sociale netwerk en het aangaan en onderhouden van contacten. Je schenkt waar nodig ook aandacht aan existentiële zaken. Zo nodig ondersteun je de naasten hierbij en let daarbij op de signalen van overbelasting. Je checkt of de betrokkenen tevreden zijn over de begeleiding. 1.5 Begeleidt een groep zorgvragers (niet AGZ) (BP 2.5, Proeve fase 2) Componenten: motiveren, anderen ontwikkelen Eindgedrag: Je geeft begeleiding in de VVT, GGZ en GHZ aan een groep zorgvragers, je creëert een zo optimaal mogelijke omgeving voor de groep en betrekt hierbij zonodig ook de naasten en/of vrijwilligers. Je bevordert een zo optimaal mogelijk groepsklimaat. Je observeert de groepsprocessen en het gedrag van de zorgvragers. Je helpt een zorgvrager bij het verkrijgen van inzicht in het eigen gedrag en het effect van dat gedrag op anderen in de groep. Je gebruikt in de GGZ de groep als therapeutisch instrument om de zorgvrager in zijn sociaal-maatschappelijk functioneren te versterken en hem te ondersteunen bij het opbouwen en onderhouden van contacten. Je bemiddelt of grijpt in bij conflicten. Indien nodig bespreek je dit in de groep. 2.3 Geeft werkbegeleiding (BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: anderen ontwikkelen Eindgedrag: Je werkt nieuwe collega’s in en begeleidt studenten en stagiaires. Je sluit aan op demogelijkheden en leerstijl van de student of stagiaire en stelt in overleg een geschikte wijze van begeleiden vast. Je instrueert, geeft aanwijzingen, adviezen en coacht hen. Je geeft gevraagd en ongevraagd feedback op hun leeractiviteiten en beroepsmatig handelen. Je begeleidt hen bij het ontwikkelen bij een beroepshouding. Je biedt een optimaal leer- en werkklimaat. Je participeert in begeleidings- en beoordelingsgesprekken.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de oorzaken, verschijnselen en gevolgen van gezondheidsklachten, veel voorkomende ziektebeelden of stoornissen, beperkingen en functioneringsproblematiek van de zorgvragers binnen je branche/BPV

• • observeren op welke wijze de zorgvrager problemen hanteert • • observeren in welke vorm psycho- somatische en sociale zorg nodig is • • afspraken opnemen in het verpleegplan

• • respectvol • • stimulerend • • loyaal • • flexibel • • inlevend

9

COMPETENTIEWIJZER

Competentie C: Begeleiden (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van behandeling, therapie, onderzoek of chirurgische ingreep • • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de behandeling en (medicatie) therapieën en de achtergronden zoals het levensverhaal resp. voorgeschiedenis van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • demogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager, groep zorgvragers, het sociale netwerk • • het sociale netwerk van de zorgvragers • • de waarde en betekenis van zelfzorg • • de waarde en betekenis van het sociale netwerk voor een zorgvrager • • het belang van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast • • signalen van overbelasting • • de verschillen tussen feit en beleving van de zorgvrager • • de belangrijkste aspecten van preventieve gezondheidszorg, voorlichting en opvoeding • • de waarden en normen die van invloed zijn op de zorg • • verschillende culturen en bijbehorende gezinsstructuren • • de rechten en plichten van de zorgvrager • • de verschillende begeleidingstrategieën, individueel enm.b.t. de groep zorgvragers • • de groepsdynamische processen en de invloed daarvan op het individuele welzijn • • verschillende communicatieprocessen • • demotivatietechnieken • • de voorlichtingstechnieken • • de rechten en plichten van de zorgvrager • • wijze van begeleiden bij maatschappelijk functioneren

• • de zorgvrager adviseren enmotiveren om (zelfzorg)vaardigheden te ontwikkelen/ behouden • • betrokken ondersteunen en adviseren bij het bewaken van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast • • verschillende vaardigheden gebruiken op het gebied van gedragsbeïnvloeding en/of begeleidingsmethoden • • op een overtuigendemanier presenteren • • een duidelijke, gedetailleerde beschrijving geven van relevante begeleidingsaspecten • • gezondheidsvoorlichting, advies en instructie geven • • de zorgvrager (en naasten) begeleiden bij overbelasting • • de zorgvrager begeleiden bij het behouden en versterken van het sociale netwerk en het aangaan en onderhouden van contacten • • de zorgvrager begeleiden bij het psychosociaal enmaatschappelijk functioneren • • de zorgvrager begeleiden bij het behouden van de regie over zijn eigen leven • • de zorgvrager begeleiden bij het behouden van de eigen identiteit en levensinvulling • • de zorgvrager helpen bij het verwerken en hanteren van de gevolgen van ziekte, beperking, therapie of behandeling • • de zorgvrager helpen bij een evenwichtig dagprogramma • • afsprakenmakenmet de zorgvrager over de begeleiding • • betrokkenenmotiveren en stimuleren • • betrokkenen instrueren en adviseren • • een groep zorgvragers begeleiden bij het samenwonen • • mantelzorgers en vrijwilligers betrekken bij de zorg • • zorg dragen voor een therapeutisch klimaat • • ondersteuning bieden voor een goed groepsmilieu • • de zorgvrager(s) begeleiden bij conflicten • • methodisch en planmatig werken

• • zorgvuldig • • consequent • • open naar anderen • • collegiaal

• • ...................

10

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie C: Begeleiden (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • wijze van begeleiden bij traumatische ervaringen • • patiëntenverenigingen/ • • patiëntenplatforms/patiënt- vertrouwenspersoon • • het effect van de psychosociale interventies op de zorgvrager • • psychische en sociaal-emotionele effecten van beperkingen en handicaps • • de activeringsdoelen • • de verschillende begeleidingsprocessen • • de theorie van het therapeutisch klimaat • • de theorie over het groepsklimaat • • de theorie over conflicthantering • • de voorzieningen t.b.v. openbare • • gezondheidszorg • • methoden voor voorlichting, advies en instructie • • stappen van gedragsverandering • • de verschillende leerstijlen • • de verschillende begeleidingsstijlen • • de verschillende begeleidingsmethoden • • de feedbackregels • • de afsprakenmet betrekking tot stagiaires binnen de zorginstelling • • het POP/PAP van de stagiaires die je begeleidt • • in grote lijnen het opleidingsprogramma van de stagiaires die je begeleidt • • de communicatielijnmet de school van de stagiaires die je begeleidt • • de theorie vanmethodisch werken

• • een stagiaire uitleg geven • • begeleidingsgesprekken (3F) voerenmet een stagiaire • • feedback geven • • instructie geven aan stagiaires en nieuwe collega’s • • taken verdelen

• • .......................................................

• • ...............................................

11

COMPETENTIEWIJZER

Competentie D: Aandacht en begrip tonen

Werkprocessen:

1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (BP 1.1, BP 1.3, Proeve fase 1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: luisteren, inleven in andermans gevoelens Eindgedrag: Je verzamelt gegevens over dreigende of bestaande gezondheidsproblemen om de zorg- en ondersteuningsbehoeften van de zorgvrager, eventueel met informatie van naasten, in kaart te brengen. Je voert een anamnesegesprek/intakegesprek met de zorgvrager, eventueel gesteund door naasten. Je analyseert de verzamelde gegevens en stelt een verpleegkundige diagnose. Je formuleert verpleegdoelen/ondersteuningsdoelen, kiest in voorkomende gevallen activiteiten en interventies. Je formuleert het verpleegplan, bespreekt dit met de zorgvrager en betrokkenen en vraagt om instemming. 1.4 Begeleidt een zorgvrager (BP 1.2, BP 1.4, Proeve fase 1, (VZ BP1.4 is facultatief voor VP), BP 2.2, BP 2.4, BP 2.5, BP 2.6, P 2.7, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: interesse tonen, verdraagzaamheid en welwillendheid tonen, bezorgdheid tonen voor anderen Eindgedrag: Je bewaakt, begeleidt en stimuleert de zorgvrager bij het handhaven van de zelfredzaamheid op psychosociaal enmaatschappelijk gebied. Jemotiveert de zorgvrager zoveel mogelijk de regie over zijn eigen leven te voeren en de eigen identiteit en levensinvulling te behouden. Ook begeleid je bij verwerking en hantering van de gevolgen van ziekte, beperking, therapie of behandeling. Je richt je hierbij op het zo optimaal mogelijk functioneren van de zorgvrager. Zo begeleid je een zorgvrager bij het psychosociaal enmaatschappelijk functioneren, bij het behouden en versterken van het sociale netwerk en het aangaan en onderhouden van contacten. Je schenkt waar nodig ook aandacht aan existentiële zaken. Zo nodig ondersteun je de naasten hierbij en let daarbij op de signalen van overbelasting. Je checkt of de betrokken tevreden zijn over de begeleiding. 1.9 Evalueert de zorgverlening (BP 1.3, BP 1.4, Proeve fase 1, BP 2.6, Proeve fase 2, BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: luisteren Eindgedrag: Je evalueert de totale zorgverlening van het verpleegkundig proces. Je evalueert periodiek en zomogelijk aan het einde van het uitvoeringstraject de effecten van de zorgverlening op de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager. Je verzamelt steeds relevante gegevens voor de evaluatie en bespreekt dezemet de zorgvrager en betrokkenen, zowel binnen als buiten de organisatie. Je voert, indien daartoe aanleiding is, in overleg veranderingen door in het verpleegplan. Je schrijft een (eind)evaluatie ten behoeve van ontslag of overdracht naar een andere afdeling/zorgsetting. Je houdt het verpleegkundig dossier bij.

12

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie D: Aandacht en begrip tonen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de oorzaken, verschijnselen en gevolgen van gezondheidsklachten, veel voorkomende ziektebeelden of stoornissen, beperkingen en functioneringsproblematiek van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van behandeling, therapie, onderzoek of chirurgische ingreep • • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de behandeling en (medicatie) therapieën en de achtergronden zoals het levensverhaal resp. voorgeschiedenis van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de inhoud van het zorgproces • • verschillende technieken om gegevens te verzamelen zoals: observeren, vragen stellen • • de theorie over anamneses • • de taken, verantwoordelijkheden, • • grenzen van het beroep • • hulpmiddelen bij het formuleren van de verpleegkundige diagnose, het verpleegprobleem, het verpleegdoel en de planning • • verschillende evaluatievormen • • de verpleegkundige theorieën • • de inhoud van het verpleegdossier • • bijwerkingen vanmedicatie • • de bronnen waar aanvullende • • informatie over de zorgvragers uit je branche/BPV te vinden is • • de specifieke wet- en regelgeving in het dagelijks werk (BIG, BOPZ, Arbo, WGBO, WBP, klachtrecht, medezeggenschap, bewindvoering) • • de procedures rond ontslag, overdracht en beëindigen van de zorgverlening • • demogelijkheden en beperkingen vande zorgvrager en het sociale netwerk

• • actief luisteren • • je inleven in de zorgvrager en naasten • • een open gesprekssituatie creëren • • doorvragen als de boodschap niet helder is • • non-verbale en verbale communicatiemethoden en technieken afstemmen op het communicatieniveau van de ander • • jezelf verplaatsen in het standpunt van de zorgvrager en diens autonomie centraal stellen • • overbelasting bij mantelzorger/naasten signaleren en adviezen geven om dit te voorkomen • • jezelf steunend opstellen naar een zorgvrager en ‘naast’ hem staan • • op systematische wijze vragen stellen en doorvragen • • een anamnesegesprek voeren • • de vragen, behoeften en verwachtingen van de zorgvrager binnen je branche/BPV in beeld brengen • • vragen verhelderen en de zorgvrager helpen bij de zorgvraagformulering • • met de zorgvrager het verpleegplan bespreken en hierover overeenstemming bereikenmet de zorgvrager en betrokkenen • • de gevolgen of consequenties van het verpleegplan duidelijk maken aan de zorgvrager • • activiteiten plannen en uitvoeren • • overleggen over onvoorspelbare, zeer complexe situaties met ervaren collega’s of leidinggevende • • gebruik maken van geldende protocollen en richtlijnen • • een eindevaluatie schrijven ten behoeve van ontslag, overdracht en beëindigen van de zorgverlening • • observeren op welke wijze de zorgvrager problemen hanteert • • gericht observeren en rapporteren • • ordening aanbrengen in verkregen informatie en deze analyseren, interpreteren en beoordelen

• • open • • laagdrempelig • • empathisch • • respectvol • • zorgvuldig • • stimulerend • • aandachtig • • betrokken

• • ...................

13

COMPETENTIEWIJZER

Competentie D: Aandacht en begrip tonen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • het sociale netwerk van de zorgvragers • • de waarde en betekenis van zelfzorg • • de waarde en betekenis van het sociale netwerk voor een zorgvrager • • het belang van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast • • signalen van overbelasting • • de verschillen tussen feit en beleving van de zorgvrager

• • observeren in welke vorm psychosomatische en sociale zorg nodig is • • afspraken opnemen in het verpleegplan • • de zorgvrager adviseren enmotiveren om (zelfzorg)vaardigheden te ontwikkelen/ behouden • • betrokken ondersteunen en adviseren bij het bewaken van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast • • verschillende vaardigheden gebruiken op het gebied van gedragsbeïnvloeding en/of begeleidingsmethoden • • op een overtuigendemanier presenteren • • een duidelijke, gedetailleerde beschrijving geven van relevante begeleidingsaspecten • • gezondheidsvoorlichting, advies en instructie geven • • de zorgvrager (en naasten) begeleiden bij overbelasting • • de zorgvrager begeleiden bij het behouden en versterken van het sociale netwerk en het aangaan en onderhouden van contacten • • de zorgvrager begeleiden bij het psychosociaal enmaatschappelijk functioneren • • de zorgvrager begeleiden bij het behouden van de regie over zijn eigen leven • • de zorgvrager begeleiden bij het behouden van de eigen identiteit en levensinvulling • • de zorgvrager helpen bij het verwerken en hanteren van de gevolgen van ziekte, beperking, therapie of behandeling • • de zorgvrager helpen bij een evenwichtig dagprogramma • • afsprakenmakenmet de zorgvrager over de begeleiding • • betrokkenenmotiveren en stimuleren • • betrokkenen instrueren en adviseren • • de zorgvrager(s) begeleiden bij conflicten • • controleren of de betrokkenen tevreden zijn over de begeleiding • • communiceren op 3F niveau Nederlands

• • de belangrijkste aspecten van preventieve gezondheidszorg, voorlichting en opvoeding • • de waarden en normen die van invloed zijn op de zorg • • verschillende culturen en

bijbehorende gezinsstructuren • • de rechten en plichten van de zorgvrager • • verschillende communicatieprocessen • • demotivatietechnieken • • de voorlichtingstechnieken • • de rechten en plichten van de zorgvrager • • wijze van begeleiden bij maatschappelijk functioneren • • wijze van begeleiden bij traumatische ervaringen • • patiëntenverenigingen/ patiëntenplatforms/patiënt- vertrouwenspersoon • • het effect van de psychosociale interventies op de zorgvrager • • psychische en sociaal-emotionele effecten van beperkingen en handicaps • • de activeringsdoelen • • de verschillende begeleidingsprocessen • • de theorie over conflicthantering • • de voorzieningen t.b.v. openbare gezondheidszorg • • methoden voor voorlichting, advies en instructie • • stappen van gedragsverandering

14

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie D: Aandacht en begrip tonen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • methoden om de zorg te evalueren • • algemene beginselen uit gedragswetenschappen, sociologie en psychologie • • de waarde en betekenis van intermenselijk contact • • de luistertechnieken • • de eisenm.b.t. luister- en gespreksvaardigheden Nederlands 3F niveau

• • jouw communicatie afstemmen op het niveau van de zorgvrager • • communiceren in helder Nederlands (3F), afgestemd op de doelgroep en rekening houdenmet de verschillen in leeftijd, leefstijl, cultuur en sekse

• • .......................................................

• • ...............................................

15

COMPETENTIEWIJZER

Competentie E: Samenwerken en overleggen

Werkprocessen:

1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert enmonitort gezondheid enwelbevinden (BP 1.4, Proeve fase 1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.1) Componenten: afstemmen, proactief informeren Eindgedrag: Je verleent de zorgvrager persoonlijke verzorging door ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld bij eten en drinken, uitscheiding, mobiliteit, waak- en slaapritme en het bewaken van vitale functies. Je observeert, signaleert enmonitort voortdurend veranderingen in de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager (cyclisch proces). Je past continu risicosignalering toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager. Je interpreteert de verkregen gegevens, raadpleegt zonodig deskundigen, maakt afspraken over het te volgen beleid en voert dit uit of zet het in gang. Je rapporteert de verkregen gegevens en bevindingen en stelt zonodig het verpleegplan bij. Je schat in voorkomende gevallen in wanneer je (tijdelijk of permanent) taken over moet nemen. In voorkomende gevallen betrek je zonodig naasten bij de zorgverlening. Je biedt in voorkomende gevallen palliatieve en terminale zorg en ondersteuning en voorkomt daarbij zoveel mogelijk (bed)complicaties en ongemakken. Je schakelt deskundigen in als een zorgvrager is overleden. Je zorgt voor een gepaste opvang van familie c.q. naasten om afscheid van de overledene te kunnen nemen of begeleidt hen zelf. In de GGZ en GHZ organiseer je in bijzondere gevallen in overlegmet de arts, familie/wettelijke vertegenwoordigers c.q. naasten, gerichte opvang en/of begeleiding. 1.7Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties ( BP 1.5, Proeve fase 1, BP 2.2, BP 2.6, BP 2.7, Proeve fase 2, BP 3.1, BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag: Je signaleert en onderneemt actie bij onvoorziene- en crisissituaties. Deze kunnen het gevolg zijn van gedragsproblemen van psychosociale of psychiatrische aard of grensoverschrijdend gedrag enerzijds, dan wel van problemen van somatische aard anderzijds. Je schat in de GGZ suïcidaliteit en gevaar voor derden in. Je grijpt in bij calamiteiten en past in uitzonderlijke situaties middelen enmaatregelen toe volgens afspraken 1.8 Coördineert de zorgverlening (BP 1.5, Proeve fase 1, BP 2.4, Proeve fase 2 , BP 3.1, BP 3.2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: anderen raadplegen en betrekken, afstemmen Eindgedrag: Je voert coördinerende taken uit. Jemaakt een planning en verdeling van de werkzaamheden, wijst werkzaamheden toe en geeft prioriteiten aan. Je stemt de zorgverlening af met collega’s onderling enmet deskundigen van andere disciplines, zowel binnen als buiten de organisatie. Je consulteert zonodig andere deskundigen of verwijst naar hen. Je creëert voorwaarden die wenselijk zijn voor de uitvoering van de zorg. Je bespreekt de zorgverleningmet de betrokkenen, je werkt met hen samen en draagt zo nodig werkzaamheden over. Je ziet toe op de uitvoering en continuïteit in de zorgverlening. Je neemt deel aan voor de coördinatie en afstemming relevante overlegvormen (multidisciplinair) en collegiale consultatie. Je past je beleid of aanpak aan als blijkt dat dit nodig is. in het verpleegplan, richtlijnen van de organisatie en wet- en regelgeving. Je roept de hulp in van collega’s of deskundigen van andere disciplines. Je probeert zomogelijk een crisissituatie te voorkomen.

16

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie E: Samenwerken en overleggen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de oorzaken, verschijnselen en gevolgen van gezondheidsklachten, veel voorkomende ziektebeelden of stoornissen, beperkingen en functioneringsproblematiek van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van behandeling, therapie, onderzoek of chirurgische ingreep • • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de behandeling en (medicatie) therapieën en de achtergronden zoals het levensverhaal resp. voorgeschiedenis van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • algemene beginselen van gedragswetenschappen, sociologie en psychologie • • het sociale netwerk van de zorgvrager • • de theorie over de basiszorg • • de theorie over bedcomplicaties • • de observatie- en signaleringstechnieken • • de specifieke kenmerken van palliatief terminale zorg • • theorie rondom stervensbegeleiding • • theorie rondom rouwverwerking • • de werkzaamhedenm.b.t. de (palliatieve) zorgverlening • • verschillende communicatietechnieken • • het cyclisch proces vanmonitoren • • het verpleegproces • • het verpleegdossier • • hulpmiddelen bij het formuleren van de verpleegkundige diagnose, het verpleegprobleem, het verpleegdoel en de planning • • verschillende evaluatievormen • • verpleegtheorieën • • rapportagesystemen • • de risicosignalen ten behoeve van de veiligheid van de zorgvrager en zijn omgeving

• • verpleegkundige zorg verlenen die is afgestemd op de specifieke behoeften van de zorgvragers binnen je branche/ BPVmet midden- en hoogcomplexe zorgproblematiek • • collega’s, mantelzorger/naasten, wettelijk vertegenwoordiger, vrijwilligers en andere disciplines tijdig inschakelen en actief bij de zorg betrekken • • een functionele samenwerkingsrelatie hebbenmet een zorgvrager enmet diens naasten • • het element van beroepshouding ‘respect tonen voor de zorgvrager’ integreren bij de uitvoering van de eigen taken • • 24-uurs zorg leveren • • voortdurend veranderingen in de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager monitoren • • observatietechnieken effectief toepassen • • observatiegegevens rapporteren in de beschikbare informatiesystemen • • de zorg afstemmenmet betrokkenen en verwerken in het verpleegplan • • EHBO toepassen • • reageren op de risicosignalen ten behoeve van de veiligheid van de zorgvrager en zijn omgeving • • vaardigheden toepassen ten behoeve van de palliatief terminale zorg • • ondersteunen van zorgvragers in het rouwproces • • verwijzen naar andere hulporganisaties en lotgenotencontacten • • nagaan wat de oorzaak is van het gedrag en gebruik maken van je kennis en inzicht om gedragsproblemen en lastige en/of crisissituaties in het vervolg voorkomen • • conflicten hanteren • • bij onverwachte en risicovolle (crisis) situaties adequaat reageren • • je kennis en inzicht inzetten om gedragsproblemen en lastige en/of crisissituaties in het vervolg te verminderen en zomogelijk voorkomen

• • open • • respectvol • • initiatiefrijk • • zorgvuldig • • empathisch • • coöperatief • • stimulerend • • gericht op

vragen van de ander

• • ...................

17

COMPETENTIEWIJZER

Competentie E: Samenwerken en overleggen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • systemen van risicosignalering • • de EHBO • • de gevaarscriteria • • verschillende pijnanamneses • • achtergronden van crisissituaties • • methoden voor crisisinterventie • • de specifieke wet- en regelgeving in het dagelijks werk (BIG, BOPZ, Arbo, WGBO, WBP, klachtrecht, medezeggenschap, bewindvoering) • • procedures voor het hanteren van crisissituaties • • de kwaliteitsnormen voor de zorg • • het belang vanmultidisciplinair werken • • gangbaremethoden voor • • vergadertechnieken • • de feedbackregels • • diverse presentatietechnieken (spreekvaardigheid op 3F) • • diverse gesprekstechnieken op 3F (gesprekken 3F) • • de theorie vanmethodisch werken • • de verschillende observatietechnieken • • de verschillende overlegvormen • • de verschillende rapportagesystemen en -technieken • • vergadertechnieken • • de werkzaamheden op een afdeling/ setting • • de organisatiestructuur • • de theorie over delegeren • • de verschillende theorieën over instructies geven • • de rollen/taken en bevoegdheden in het team • • de rollen/taken en bevoegdheden van betrokken disciplines • • belangrijke hulpinstanties en organisaties • • de beschikbare informatiesystemen • • de aspecten van werk en beroepshouding informatieoverdracht en verslaglegging in de zorg

• • reflecteren op je handelen in onvoorziene en crisissituaties • • methodisch en planmatig werken • • taken verdelen • • met (elektronische) zorgdossiers omgaan • • verschillende gesprekstechnieken en gesprekstypen toepassen • • begrijpelijke informatie verstrekken • • doelen en prioriteiten stellen • • kwaliteitsnormen toepassen in de praktijk • • contacten leggen en onderhoudenmet alle direct bij de zorg betrokkenen • • multidisciplinair overleggen • • samenwerkenmet andere beroepsbeoefenaren • • verschillendemethoden van verslaglegging toepassen • • op een zo objectief mogelijk manier informatie overdragen • • prioriteiten stellen • • taken delegeren • • toezien op de uitvoering van de zorgverlening en de continuïteit van zorg • • luisteren en samenvatten • • rapporteren • • overleggen • • instructies en aanwijzingen geven • • regel- en wetgeving toepassen binnen je werk • • presenteren (spreekvaardigheid op 3F) • • tijdig verwijzen naar relevante disciplines en organisaties • • omgaanmet formele en informelemacht en gezag • • teksten inschatten op bruikbaarheid voor de praktijk (leesvaardigheid op 3F) • • teksten samenvatten (schrijfvaardigheid op 3F) • • de zorg afstemmenmet betrokkenen • • begrijpelijke informatie geven • • advies vragen aan andere betrokkenen • • duidelijke afsprakenmaken • • vergadertechnieken hanteren • • de voorzittersrol op je nemen

18

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie E: Samenwerken en overleggen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de principes van samenwerken • • de verschillende disciplines en hun werkzaamheden • • de expertise van de verschillende disciplines • • het belang van continuïteit van zorg

• • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven • • observatiegegevens rapporteren in de beschikbare informatiesystemen • • deelnemen aanmultidisciplinair overleg • • binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin jouw standpunten uitleggen • • kenbaar maken wat jouw kwaliteiten, grenzen en valkuilen zijn • • betrokkenheid bij anderen tonen • • bijdragen aan een optimaal werkklimaat • • rekening houdenmet de invloed van een team op jouw functioneren en dit bespreekbaar maken • • een effectieve taakverdelingmaken van verpleegkundige taken en werkzaamheden • • in teamverband werken • • jouwwerkzaamheden afstemmen op die van jouw collega(‘s) • • de zorg overdragen • • een bijdrage leveren aan 24-uurs zorg • • de expertise van andere zorgverleners benutten

• • ...............................................

• • .......................................................

19

COMPETENTIEWIJZER

Competentie F: Ethisch en integer handelen

Werkprocessen:

1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert enmonitort gezondheid enwelbevinden (BP 1.4, Proeve fase 1, BP 2.3, BP 2.6, BP 2.7, Verantwoordingsverslag 1, Proeve fase 2, BP 3.1, Assessmentgesprek 2, Proeve fase 3) Componenten: ethisch handelen, integer handelen, verschillen tussenmensen respecteren Eindgedrag: Je verleent de zorgvrager persoonlijke verzorging door ondersteuning te bieden bijvoorbeeld bij eten en drinken, uitscheiding, mobiliteit, waak- en slaapritme en het bewaken van vitale functies. Je observeert, signaleert enmonitort voortdurend veranderingen in de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager (cyclisch proces). Je past continu risicosignalering toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager. Je interpreteert de verkregen gegevens, raadpleegt zonodig deskundigen, maakt afspraken over het te volgen beleid en voert dit uit of zet het in gang. Je rapporteert de verkregen gegevens en bevindingen en stelt zonodig het verpleegplan bij. Je schat in voorkomende gevallen in wanneer je (tijdelijk of permanent) taken over moet nemen. In voorkomende gevallen betrek je zonodig naasten bij de zorgverlening. Je biedt in voorkomende gevallen palliatieve en terminale zorg en ondersteuning en voorkomt daarbij zoveel mogelijk (bed)complicaties en ongemakken. Je schakelt deskundigen in als een zorgvrager is overleden. Je zorgt voor een gepaste opvang van familie c.q. naasten om afscheid van de overledene te kunnen nemen of begeleidt hen zelf. In de GGZ en GHZ organiseer je in bijzondere gevallen in overlegmet de arts, familie/wettelijke vertegenwoordigers c.q. naasten, gerichte opvang en/of begeleiding.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de beroepscode • • de uitgangspunten van de geheimhouding • • uitgangspunten van ethisch handelen • • de waarden en normen van de zorgvrager • • de verschillende culturele achtergronden van de zorgvragers • • verschillende levensbeschouwingen • • verschillende seksuele voorkeuren • • normen en waarden van de branche, de organisatie en de beroepsgroep • • de wetgeving rondom ethische dilemma’s • • de oorzaken, verschijnselen en gevolgen van gezondheidsklachten, veel voorkomende ziektebeelden of stoornissen, beperkingen en functioneringsproblematiek van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van behandeling, therapie, onderzoek of chirurgische ingreep • • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV

• • volgens de beroepscode handelen • • respectvol reageren op culturele en levensbeschouwelijke verschillen van de zorgvragers • • omgaanmet verschillende seksuele voorkeuren van de zorgvragers • • open, duidelijk communiceren op 3F niveau Nederlands • • ethische dilemma’s onder woorden brengen • • een ethische discussie voeren over relevante onderwerpen opmicro-, meso- en macroniveau • • discreet omgaanmet (privacy)gevoelige zaken • • de zorgvrager onbevooroordeeld tegemoet treden • • het vertrouwen winnen van de zorgvrager • • emotionele ondersteuning vragen voor jezelf • • rekening houdenmet de eigenheid van de zorgvrager tijdens de zorgverlening • • de zorgvrager ondersteunen bij het vormgeven van zijn persoonlijke waarden en normen

• • open naar anderen • • respectvol • • inlevend • • zorgvuldig • • betrouwbaar • • discreet • • laagdrempelig • • eerlijk

• • ...................

20

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Competentie F: Ethisch en integer handelen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de behandeling en (medicatie)therapieën en de achtergronden zoals het levensverhaal resp. voorgeschiedenis van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • algemene beginselen van gedragswetenschappen, sociologie en psychologie • • het sociale netwerk van de zorgvrager • • de theorie over de basiszorg • • de theorie over bedcomplicaties • • de observatie- en signaleringstechnieken • • de specifieke kenmerken van palliatief terminale zorg • • theorie rondom stervensbegeleiding • • theorie rondom rouwverwerking • • de werkzaamhedenm.b.t. de (palliatieve) zorgverlening • • verschillende communicatietechnieken • • het cyclisch proces vanmonitoren • • het verpleegproces • • het verpleegdossier • • hulpmiddelen bij het formuleren van de verpleegkundige diagnose, het verpleegprobleem, het verpleegdoel en de planning • • verschillende evaluatievormen • • verpleegtheorieën • • rapportagesystemen • • de risicosignalen ten behoeve van de veiligheid van de zorgvrager en zijn omgeving • • systemen van risicosignalering • • de EHBO • • de gevaarscriteria • • verschillende pijnanamneses

• • verpleegkundige zorg verlenen die is afgestemd op de specifieke behoeften van de zorgvragers binnen je branche/ BPVmet midden- en hoogcomplexe zorgproblematiek • • collega’s, mantelzorger/naasten, wettelijk vertegenwoordiger, vrijwilligers en andere disciplines tijdig inschakelen en actief bij de zorg betrekken • • een functionele samenwerkingsrelatie hebbenmet een zorgvrager enmet diens naasten • • het element van beroepshouding ‘respect tonen voor de zorgvrager’ integreren bij de uitvoering van de eigen taken • • 24-uurs zorg leveren • • voortdurend veranderingen in de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager monitoren • • observatietechnieken effectief toepassen • • observatiegegevens rapporteren in de beschikbare informatiesystemen • • de zorg afstemmenmet betrokkenen en verwerken in het verpleegplan • • EHBO toepassen • • reageren op de risicosignalen ten behoeve van de veiligheid van de zorgvrager en zijn omgeving • • vaardigheden toepassen ten behoeve van de palliatief terminale zorg • • zorgvragers in het rouwproces ondersteunen • • verwijzen naar andere hulporganisaties en lotgenotencontacten

• • .......................................................

• • ...............................................

21

COMPETENTIEWIJZER

Competentie H: Overtuigen en beïnvloeden

Werkprocessen:

1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (BP 1.3, Proeve fase 1, BP 2.3, Assessmentgesprek 1, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: overeenstemming nastreven, gesprekken richting geven, onderhandelen Eindgedrag: Je verzamelt gegevens over dreigende of bestaande gezondheidsproblemen om de zorg- en ondersteuningsbehoeften van de zorgvrager, eventueel met informatie van naasten, in kaart te brengen. Je voert een anamnesegesprek/intakegesprek met de zorgvrager, eventueel gesteund door naasten. Je analyseert de verzamelde gegevens en stelt een verpleegkundige diagnose. Je formuleert verpleegdoelen/ondersteuningsdoelen, kiest in voorkomende gevallen activiteiten en interventies. Je formuleert het verpleegplan, bespreekt dit met de zorgvrager en betrokkenen en vraagt om instemming. 2.2Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg (BP 3.1, BP 3.3, Verantwoordingsverslag 2, Proeve fase 3) Componenten: ideeën enmeningen naar voren brengen en onderbouwen Eindgedrag: Je werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg door bijvoorbeeld te participeren in ontwikkel- of intervisiegroepen en door je kennis van het vakgebied in te zetten bij verbetertrajecten. Je neemt deel aan onderzoeken die binnen de instelling verricht worden, gebruikt waar mogelijk informatie uit wetenschappelijk onderzoek (Evidence Based Practice) en werkt mee aan standaard- en/of protocolontwikkeling. Je signaleert knelpunten of ontwikkelingen binnen de organisatie, onder andere door collega’s te bevragen en doet voorstellen voor (beleids)wijzigingen. Je onderzoekt/checkt of deze voorstellen haalbaar zijn. Je werkt meemet kwaliteitszorgsystemen en ziet toe op naleving van protocollen en richtlijnen van de organisatie. Je bewaakt systematisch de kwaliteit van je werkzaamheden.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • overtuigingstechnieken • • beïnvloedingsmethoden • • het begrip ‘consensus’ • • veranderingsstrategieën

• • communiceren in helder Nederlands, afgestemd op de doelgroep • • gesprekken voeren op 3F niveau Nederlands • • rapporteren op 3F niveau Nederlands • • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven • • controleren aan de hand vanmeerdere technieken of de zorgvrager jouw boodschap begrijpt • • rekening houdenmet de verschillen in leeftijd, leefstijl, cultuur en sekse van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • ideeën inbrengen • • rekening houdenmet verschillende belangen • • op een overtuigendemanier argumenten voor de verpleegkundige zorg geven en onderbouwen

• • open naar anderen

• • consequent • • empathisch • • motiverend voor anderen • • respectvol • • gelijkwaardig • • duidelijk in standpunten • • geïnteresseerd • • nauwkeurig • • secuur • • systematisch • • vernieuwings- gericht

• • verschillende communicatievormen • • de eisenm.b.t. Nederlands op 3F niveau • • de oorzaken, verschijnselen en gevolgen van gezondheidsklachten, veel voorkomende ziektebeelden of stoornissen, beperkingen en functioneringsproblematiek van de zorgvragers binnen je branche/BPV • • de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van behandeling, therapie, onderzoek of chirurgische ingreep • • de gezondheidstoestand van de zorgvragers binnen je branche/BPV

• • ...................

22

VERPLEEGKUNDIGE - Fase 1, 2 EN 3

Made with