Previous Page  226 / 272 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 226 / 272 Next Page
Page Background

226

|

F-pupillen De bekerwedstrijd

Spelers moeten begrijpen wat je bedoelt.

Ze moeten er ook echt iets mee kunnen doen

tijdens de wedstrijd. Een coachopmerking langs de lijn

moet zijn gebaseerd op wat je ziet in het hier en nu, niet vijf minuten

geleden. Al helemaal niet op de wedstrijd van vorige week. Het zogeheten

uitgesteld coachen – later op dingen terugkomen – is iets voor de junioren.

Kies een situatie waarin zich een belangrijk, concreet en voor de speler

duidelijk herkenbaar voetbalprobleem voordoet. Hij moet er meteen mee

aan de slag kunnen.

‘Scherm de bal met je lichaam af. Hou de bal dichtbij je.’

Controleer steeds of het zinvol is wat je zegt. Zie je dat speler of team zich

verbetert na iets wat je hebt gezegd? Wordt het aanvallen of verdedigen

echt beter? Herhaal een coachopmerking geen drie keer als je geen effect

ziet. De speler zelf maakt de keuzes in het veld, niet jij. Het spel is te

onvoorspelbaar om spelers te willen voorprogrammeren. Je moet een

speler slechts willen helpen bij het maken van die keuzes en de manier

waarop ze deze keuze kunnen uitvoeren.

Zo zijn er veel momenten waarop je beter je mond kunt houden. Coach niet

op incidenten of na een mislukte actie. Hoe goedbedoeld een coachopmer-

king ook is, het leidt een speler vooral af. Of het irriteert hem, waardoor hij

alleen maar slechter gaat voetballen. Een enkeling reageert zelfs kwaad.

Hou er rekening mee dat de geringe weerklank van je woorden te maken

kan hebben met cultuur, achtergrond of thuissituatie van de speler. Maar

los daarvan: het spel is er voor de spelers, niet voor jou. Zij zijn de hoofd­

rolspelers.