Samenvatting
183
9
SAMENVATTING
Inleiding (Hoofdstuk 1)
Kritisch zieke kinderen, die opgenomen zijn op de intensive care afdeling, kunnen meestal niet
zelf eten. Als onderdeel van de behandeling wordt daarom al vroeg gestart met het toedienen
van kunstmatige voeding. Dit gebeurt, afhankelijk van de diagnose en ernst van ziekte, middels
een voedingssonde in het maag-darmstelsel (enterale voeding) of via een infuus (parenterale
voeding). Uit beschouwend onderzoek is bekend dat deze voedingsstrategieën het beloop en
herstel van de ziekte kunnen beïnvloeden, maar tot nu toe is er weinig kwalitatief hoogstaand
wetenschappelijk bewijs geleverd op dit gebied. Er is dan ook nog veel discussie over de
optimale timing, hoeveelheid en toegangsweg van kunstmatige voeding bij kritisch zieke
kinderen. Dit leidt ook tot veel variatie bij het geven van voeding op de kinder-intensive-care
afdeling (PICU).
Het doel van dit proefschrift is om meer inzicht te verschaffen in huidige voedingsstrategieën
in kritisch zieke kinderen.
De inleiding van dit proefschrift bevat een overzicht van de verschillende aspecten die een rol
spelen bij het toedienen van kunstmatige voeding aan kritisch zieke kinderen. Deze aspecten
worden weergegeven in relatie tot de fase van de zogeheten stress respons van kritieke ziekte.
Deze evolutionaire respons op schade door ernstige ziekte, trauma of een operatie bestaat uit
complexe veranderingen in de hormoonhuishouding en stofwisseling met als doel de kritieke
ziekte te overleven.
Er kunnen 3 verschillende fasen worden onderscheiden in kinderen: de acute, de stabiele en
de herstelfase. Zowel de duur als de intensiteit van elke fase is afhankelijk van de leeftijd van
het kind en de ernst van de ziekte. De optimale voedingsstrategie verschilt per fase: in de acute
fase lijkt het beperken van voeding, en dan met name parenterale voeding, beter te zijn (op
basis van studies in volwassenen), terwijl het tijdens de stabiele en herstelfase beter lijkt te
zijn om de inname van voedingsstoffen te verhogen om te voldoen aan de toename van de
energiebehoefte.
Omdat de energiebehoefte per kind kan wisselen, wordt de hoeveelheid voeding meestal
gebaseerd op het individuele rust energieverbruik (REE) per kind. REE kan worden berekend
met formules, maar de waarde is het meest betrouwbaar wanneer die gemeten wordt. Deze
meting bestaat uit het bepalen van het zuurstofverbruik en de koolstofdioxideproductie
met behulp van de uitademingslucht, wat indirecte calorimetrie wordt genoemd. Indirecte
calorimetrie is echter kostbaar, tijdsintensief en alleen toepasbaar in een selecte groep
kinderen en wordt in een minderheid van de PICUs gebruikt. Daarom hebben we in hoofdstuk
2 met behulp van een online vragenlijst onder andere onderzocht op welke manier PICUs REE
bepalen. In hoofdstuk 3 hebben we een alternatieve methode getest om het REE te meten,
zodat indirecte calorimetrie niet langer noodzakelijk is.




