Table of Contents Table of Contents
Previous Page  157 / 290 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 157 / 290 Next Page
Page Background

D-pupillen

|

157

Plaatje, praatje, daadje

Het is goed de training van D-pupillen te beginnen met een rustige

warming-up zonder bal. Vooral de spieren van tweedejaars D-pupillen, die

aan het begin van hun groeispurt staan, kunnen extra doorbloeding

gebruiken. Zo’n niet explosieve start voorkomt blessures. De spieren en

pezen van veel eerstejaars D-pupillen zijn echter nog zo soepel – zij rennen

zo weg. Al met al helpen enkele loopvormen de gehele groep vooral om in

de sfeer van de training te komen.

De warming-up mét bal die volgt moet een eenvoudige vorm zijn, die je

makkelijk kunt uitleggen en organiseren. Kies een vorm die dicht bij de

doelstelling zit en recht doet aan de complexiteit van het spel. Niet door

elkaar heen dribbelen met afpakken, zoals Paul zijn spelers laat doen, maar

3 tegen 2 met 2 doeltjes, een positiespel 4 tegen 2, 2 tegen 2 lijnvoetbal of

een vorm waarbij spelers vaak in een situatie komen om op doel te

schieten: 2 tegen 1 + keeper.

Na de warming-up volgt een oefenvorm in één van de twee teamfuncties

aanvallen of verdedigen. Dit betekent natuurlijk niet dat in een vorm waarin

aanvallen centraal staat, het spel stopt als de bal wordt verloren of

veroverd. Als het verbeteren van de opbouw centraal staat, lukt dit alleen

als de tegenpartij bereid is goed te storen. Je motiveert deze daartoe alleen

als ze na het veroveren van de bal ook echt kunnen scoren. Zo oefenen

beide teams impliciet toch op omschakelen.

Hou tussen de oefen- en partijvormen door rekening met de verhouding

arbeid-rust. Ga ervan uit dat spelers zoveel mogelijk moeten bewegen,

maar je hoeft ze niet af te matten. Zorg er tijdens de winter voor dat ze

geen kou vatten door stil te staan. Moeten ze toch even wachten op hun

beurt, leer ze dan ‘actieve rust’ te houden met een bewegingsopdracht

(bal hooghouden, bal afkappen, dribbelen op de plaats).

Elke oefenvorm begint met jouw uitleg van de bedoeling. Hanteer daarbij

de volgorde: plaatje, praatje, daadje. Eerst doe jij het zelf voor, zodat de

spelers het ‘plaatje’ voor zich zien. Je uitleg (‘praatje’) hou je daarbij kort,

het ‘daadje’ door een speler uit de groep is het belangrijkst. Zo’n demon­

stratie werkt altijd beter dan een lange uitleg van jou. Bovendien maakt het