![Show Menu](styles/mobile-menu.png)
![Page Background](./../common/page-substrates/page0225.png)
D-pupillen
|
223
De analyse die je na het eerste kwartier maakte, leidt tot enkele structurele
aandachtspunten die je nu of later aan de orde laat komen. Tijdens het spel
is het vaak moeilijk tot spelers door te dringen, in de rust is meestal beter.
Roep je toch iets vanaf de zijlijn? Spelers moeten begrijpen wat je bedoelt
en er ook meteen iets mee kunnen.
Je ziet dat jouw middenvelder vandaag te ver van zijn man staat. Zo kan de
centrale middenvelder van de tegenpartij de bal steeds achter de laatste
linie spelen. Tijdens het spel kun je hier een aanwijzing bij geven.
‘Probeer je tegenstander korter te dekken.’
‘Houd druk op de bal.’
Controleer of het zinvol is wat je zegt. Zie je dat speler of team zich
verbetert na iets wat je hebt gezegd? Wordt het aanvallen of verdedigen
echt beter? Herhaal een coachopmerking geen drie keer als je geen effect
ziet. De speler zelf maakt de keuzes in het veld, niet jij. Het spel is te
onvoorspelbaar om spelers te willen voorprogrammeren. Je moet een
speler slechts willen helpen bij het maken van die keuzes.
Zo zijn er veel momenten waarop je beter je mond kunt houden. Richt je op
een positieve manier alleen op structurele zaken die verbeterd kunnen
worden. Coach niet op basis van incidenten of na een mislukte actie. Een
goedbedoelde coachopmerking kan bij een speler leiden tot irritatie,
waardoor hij juist slechter gaat voetballen. Of hij reageert kwaad. Houd er
rekening mee dat de geringe weerklank van je woorden te maken kan
hebben met cultuur, achtergrond of thuissituatie van de speler. Maar los
daarvan: het spel is er voor de spelers, niet voor de trainer.
Wacht liever tot de rust. Beter dan met E-pupillen kun je met D-pupillen
tijdens de rust enkele situaties uit de eerste helft terughalen. Kies bij
voorkeur één situatie waarin zich een belangrijk, concreet en herkenbaar
voetbalprobleem voordoet. Hoe kwamen de twee tegendoelpunten tot
stand? Wat moeten we anders doen?