![Show Menu](styles/mobile-menu.png)
![Page Background](./../common/page-substrates/page0231.jpg)
D-pupillen
|
229
De achterhoede: rugnummers (1), (2), (3), (4) en (5)
Verdedigen.
Als jouw team verdedigt, zorgen de verdedigers ervoor dat ze
‘de ruimte tussen keeper en laatste linie afschermen’. Ze maken en houden
de ruimte klein tussen de laatste linie en het middenveld. Ze zakken niet te
snel in. Ze herkennen het moment waarop de tegenpartij een lange bal
verzendt. Hoe dichter ze bij het eigen doel staan, hoe scherper de
nummers 2, 4, en 5 moeten dekken. Verder geven ze elkaar onderling
rugdekking – met name de vrije verdediger (nummer 3). Ze maken geen
overtredingen en coachen elkaar.
Omschakelen.
Na balverlies voorkomen de verdedigers, die zich het
dichtst in de buurt van de bal bevinden, dat de bal vooruit kan worden
gespeeld. Ze houden druk op de bal. Alle verdedigers knijpen – nemen
speelruimte van de tegenstander weg. Ze ‘pressen’ op de bal en zorgen
dat ze niet worden uitgespeeld. Bij het omschakelen na verovering van de
bal kijken verdedigers of direct al een dieptepass mogelijk is op diepgaande
spelers. Als die buitenspel staan, zoeken ze naar andere spelers die
initiatief tonen. Ze waaieren uit over het veld, spelen positiespel.
Aanvallen.
Bij het opbouwen van een aanval staan verdedigers voor de
keuze het beste afspeelpunt op het middenveld te zoeken – of meteen
‘lang’ te spelen. Dit doen ze met hoge balsnelheid, de ruimte optimaal
benuttend, zonder onnodig balverlies, elkaar coachend. Steeds met als
doelstelling andere spelers vrij te spelen.