Table of Contents Table of Contents
Previous Page  83 / 290 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 83 / 290 Next Page
Page Background

D-pupillen

|

83

Natuurlijk moet er wel iets worden gezegd. Of beter: gevraagd.

‘Hoe vinden jullie dat het gaat?’

‘Wat gaat er goed?’

‘Wat kan er nog beter?’

‘Hoe gaan we dat doen?’

Je kunt het eerste wedstrijdcommentaar ook door de aanvoerder laten

geven, of het wekelijks laten rouleren. Daarna kunnen de andere spelers er

nog iets aan toevoegen. Als laatste neemt de coach het woord.

Bedenk dat kinderen al een bepaald beeld van zichzelf hebben over hoe

goed ze zijn in voetbal. Hoe positiever dat beeld, hoe beter de prestaties,

hoe meer plezier, hoe groter de neiging om uitdagingen aan te gaan. Een

effect dat zichzelf versterkt. Maar niet bij ieder kind is het zelfbeeld zo

positief. Als coach kun jij dat wel beïnvloeden.

Staan jullie achter? Wees vooral opgewekt, de wedstrijd kan nog kantelen.

Wijs hen niet op wat er niet goed gaat.

‘Jullie moeten wel scoren!’

Dat snappen ze zelf ook.

Begin altijd met een compliment aan iedereen. Maak dit meteen concreet

door de goede zaken als eerste te benoemen. ‘Goed gewerkt!’ is te

algemeen. ‘We hebben weinig kansen weggegeven en we stonden goed

dicht bij elkaar. De spitsen deden goed mee bij het verdedigen en de

middenvelders pakten vaak de bal af. Prima. Helaas staat het nog wel 0-0.

Wat kunnen we nou nog beter doen?’

Hamer evenmin op fouten. Junioren kun je – constructief – op een fout

wijzen, maar benadruk je bij een D-pupil de fouten, dan heeft dat een

negatief effect op zijn zelfbeeld. Sommige spelers tast je zelfs in hun eer

aan. Fouten maken hoort bij het leerproces. Maak daar een deugd van.

Vergelijk kinderen niet met elkaar. Sla voetbalproblemen liever op in je

hoofd, en bedenk hoe je hier de volgende week op kunt trainen.