Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  28 / 78 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 28 / 78 Next Page
Page Background

28

5.8 Werken met de STARR-methode

Bij de beoordelingsgesprekken kan je begeleider de

STARR-methode gebruiken om er zeker van te zijn dat

hij belangrijke gegevens niet overslaat. Met deze

methode kun je jezelf als leerling goed op het

beoordelingsgesprek voorbereiden.

Tijdens het gesprek moet je de producten toelichten om

er zeker van te zijn dat het ingeleverde materiaal van

jou afkomstig is en dat jij de inhoud hiervan beheerst.

Voordat een beoordelingsgesprek begint, krijg je te

horen om welke producten het gaat.

Voorbeelden van zulke producten zijn:

• het bewijs van het werkstuk (bijvoorbeeld een foto)

• notities van het functioneringsgesprek

• notities van proces- en productevaluatie

• een competentiescoretabel

• het product van een projecttaak

p

en

ep

Presentatie en Eindpresen-

tatie

Bij een presentatie laat je zien hoe je een deel van de project-

taak hebt uitgevoerd.

Bij een eindpresentatie laat je aan anderen zien hoe de hele

projecttaak door jou is uitgevoerd.

F 360 graden feedback

Je medeleerlingen en collega’s geven jou een beoordeling.

Fg Functioneringsgesprek

In een functioneringsgesprek wordt beoordeeld hoe jij als leer-

ling of werknemer functioneert.

STARR

staat voor

Situatie, Taak, Actie, Resultaat

en

Reflectie

.

Dit is de volgorde van de punten die aan de orde komen in het gesprek.

S

ituatie

Geef een zo compleet mogelijk beeld van de situatie.

• Waar doe je meestal je werk?

• Verloopt de communicatie met je collega’s / medeleerlingen goed?

• Heb je te maken met werkdruk?

• Zijn er dingen die je van je werk houden?

T

aak

Wat was jouw taak?

• Wat wordt in de gegeven situatie van jou verwacht?

A

ctie

Welke werkzaamheden heb je uitgevoerd?

• Op welke manier heb je de werkzaamheden uitgevoerd?

• Wat deed je in de gegeven situatie en waarom?

R

esultaat

Wat is het resultaat van jouw activiteiten?

• Wat was goed gelukt en wat kun je nog verbeteren?

R

eflectie

Stel samen met je begeleider vast wat je hebt geleerd van de situatie en welke conse-

quenties dat heeft voor je functioneren in de toekomst.

• Wat was goed en wat kon beter?