Previous Page  11 / 147 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 11 / 147 Next Page
Page Background

©

Academie

ǀ seizoen 2013/’14

Studiegids/ werkboek

11

4.1 Begeleiden tijdens wedstrijden

De pupillentrainer is in staat spelers tijdens wedstrijden te begeleiden.

Beheersingscriteria

Opdrachten

1

Proces

Zorgt dat materiaal in orde is

1.2

Vangt spelers op en begeleidt spelers naar de kleedkamer

1.2

Houdt een wedstrijdbespreking waar inhoudelijke -en

omgangsaspecten aan de orde komen

1.2

Stemt coaching af op aandachtspunten, speler(s) en situatie. Is

positief!

1.1 en 1.2

Hanteert (spel)regels voor, tijdens en na de wedstrijd

1.2

Zorgt dat spelers zich aan regels en omgangsaspecten houden 1.2

Vangt spelers na afloop op

1.2

Handelt administratieve zaken af

1.2

Behartigt de belangen van de spelers

1.2

Resultaat

Fair-play

1.2

Wedstrijd draagt bij aan plezier en ontwikkeling spelers

1.2

Coachopmerkingen zijn afgestemd op de spelers

1.2

4.2 Verzorgen van trainingen

De pupillentrainer is in staat op basis van beschikbare trainingen/ voetbalvormen een training te

verzorgen die aansluit bij beleving en mogelijkheden van de spelers.

Beheersingscriteria

Opdrachten

Proces

Volgt aanwijzingen van de praktijkbegeleider/ verantwoordelijke

trainer/ TJC op

2.1 t/m. 2.4

Voert trainingsvoorbereiding uit

2.1 t/m. 2.4

Organiseert de training efficiënt

2.1 t/m. 2.4

Legt voetbalvorm uit en maakt trainingsdoel duidelijk

2.1 t/m. 2.4

Legt (relevante) spelregels uit, past deze toe en zorgt dat

spelers zich er aan houden

2.1 t/m. 2.4

Kiest positie afgestemd op trainingssituatie/ voetbalvorm

2.1 t/m. 2.4

Controleert of spelers de voetbalvorm goed uitvoeren

2.1 t/m. 2.4

Past voetbalvorm aan als de situatie daarom vraagt

(makkelijker/

moeilijker maken)

2.1 t/m. 2.4

Geeft voorbeeld of maakt gebruik van goed voorbeeld speler

2.1 t/m. 2.4

Geeft aanwijzingen afgestemd op doelstelling/ spelers/ situatie 2.1 t/m. 2.4

Motiveert, stimuleert en enthousiasmeert spelers op een

positieve manier

2.1 t/m. 2.4

Luistert naar spelers

2.1 t/m. 2.4

Gebruikt heldere en begrijpelijke taal naar spelers

2.1 t/m. 2.4

Maakt zichzelf verstaanbaar

2.1 t/m. 2.4

Bewaakt (en ziet toe op) veiligheid en hygiëne

2.1 t/m. 2.4

Sluit de training af met de spelers

2.1 t/m. 2.4

1

Achter de verschillende handelingen zie je de opdracht(en) staan waarin de beschreven handeling

terugkomt. Om bepaalde handelingen te oefenen kan je dus gebruik maken van de opdrachten die erachter

staan