13
Competenties
- componenten
Ontwikkelingsgericht
Prestatie-indicatoren
UITVOEREN VAN LESONDERDELEN (KRINGGESPREK, VOORLEZEN, ONDERSTEUNEN BIJ TAAL- EN REKENVAARDIGHEDEN)
voldoende
goed
onvoldoende
Werkproces 1.4 Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen
C Begeleiden
–– coachen
–– motiveren
–– anderen ontwikkelen
t
Dit betekent dat:
• je leerlingen stimuleert om kritisch naar zichzelf te kijken
• je leerlingen aanzet zelf naar mogelijke oplossingen te
zoeken
• je leerlingen motiveert om hun best te doen
• je leerlingen helpt om hun doelen te bereiken en
uitdagingen aan te gaan
zodat:
• je adequate ondersteuning biedt aan leerlingen bij hun
leerproces en ontwikkeling.
D Aandacht en begrip
tonen
–– interesse tonen
–– luisteren
–– inleven in andermans
gevoelens
–– anderen steunen
p
Dit betekent dat:
• je betrokkenheid toont bij de leervragen van leerlingen
• je naar de leerlingen luistert door te spiegelen en door te
vragen
• je aandacht geeft aan de zorg die leerlingen uiten en de
gewenste en mogelijke ondersteuning biedt
zodat:
• je een bijdrage levert aan de begeleiding van leerlingen bij
de uitvoering van programmaonderdelen.
F Ethisch en integer
handelen
–– ethisch handelen
–– integer handelen
–– verschillen tussen mensen
respecteren
p
Dit betekent dat:
• je handelt binnen de geldende regels en afspraken in de
school/in de klas/m.b.t. de leerlingen
• je je houdt aan de gemaakte afspraken en gestelde waarden
en normen over de begeleiding van de leerlingen
• je handelt vanuit het principe van gelijkheid in onderwijs
zodat:
• je aansluit bij de binnen de school geldende regels en
afspraken
• je voor de leerlingen een prettige en betrouwbare persoon
bent.
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– vakspecifieke mentale
vermogens aanwenden
p
Dit betekent dat:
• je snel schakelt tussen de verschillende leerlingen
• je snel schakelt tussen individuele leerlingen en de groep
zodat:
• je goed overzicht houdt en je gericht bent op de voortgang
van de leeractiviteit.