1.2
Het beroep van leraar
25
wijs beheerst. Hij “staat boven” de leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/
of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren. De leraar kan vanuit zijn vakin-
houdelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met
wetenschap en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen. Hij houdt
zijn vakkennis en -kunde actueel’ (Onderwijscoöperatie, 2014, p. 10).
Wat betreft het ‘vakinhoudelijk bekwaam zijn’ gelden voor de leraar basison-
derwijs dezelfde bekwaamheidseisen als voor de docent in het voortgezet onder-
wijs. Als leerkracht op de basisschool moet je van veel domeinen de basis goed
beheersen. Met ‘de basis’ wordt in dit verband bedoeld: het kennisniveau dat een
stukje uitstijgt boven het eindniveau van de basisschool (groep 8).
1.2.2
Vakdidactisch bekwaam
Een goede leerkracht in het basisonderwijs is vakdidactisch bekwaam. Dit betekent
kort gezegd dat je goed weet op welke manier je een vak kunt overbrengen aan
leerlingen. Met overbrengen doelen we niet alleen op instructie geven, maar juist
ook op het kunnen inzetten van werkvormen, het kunnen kiezen of ontwerpen van
leeractiviteiten voor leerlingen, het stellen van de goede vragen en bijvoorbeeld
het geven van feedback die kinderen helpt om verder te leren. Een vakdidactisch
bekwame leerkracht kan goede rekenlessen geven, goede spellessen organiseren en
kan bijvoorbeeld ook op een passende manier met de leerlingen werken aan weten-
schap en technologie. Je begrijpt dat je als leerkracht in het basisonderwijs over een
groot handelingsrepertoire moet beschikken om de leerlingen in alle inhouden of
domeinen goed te kunnen begeleiden in hun leerproces.
Volgens de Onderwijscoöperatie (2014, p. 11) houdt vakdidactisch bekwaam
in dat ‘de leraar de vakinhoud leerbaar maakt voor zijn leerlingen, in afstemming
met zijn collega’s en passend bij het onderwijskundige beleid van zijn school’. De
leerkracht in het basisonderwijs moet vakdidactisch thuis zijn in alle aangeboden
domeinen. Het geven van een inspirerende muziekles vraagt een andere didactiek
dan bijvoorbeeld het geven van een rekenles waarbij kinderen sommen leren ma-
ken met getallen tot en met 10.
Uit de praktijk: Wie is wie?
Lotte is 18 jaar, tweedejaars pabostudent, en ze loopt stage op basisschool De Sterren-
hemel. Na een paar weken stuit ze op een probleem. Tijdens zelfstandig werken krijgt ze
niet alleen te maken met haar eigen klas, maar ook met de andere bovenbouwgroepen,
want in een gezamenlijke
unit
werken meerdere groepen samen. Lotte beantwoordt vra-
gen, loopt rond om te kijken of de leerlingen hulp nodig hebben. Lotte is zo bezig met het
helpen en observeren van een groepje van vier leerlingen, dat ze op dat moment weinig
zicht heeft op de situatie van de andere leerlingen. Ook vindt zij het lastig dat ze de namen
van de andere bovenbouwleerlingen nog niet zo goed kent, aangezien ze niet in hun klas
staat. In de pauze bespreekt ze dit probleem met de andere leerkrachten. Meester Koen