Millieu Compact #18 - page 13

milieu
compact
13
ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder
moeten worden beperkt. Ingevolge het tweede lid,
aanhef en onder b, kan het bevoegd gezag voor-
schriften van een omgevingsvergunning wijzigen,
voor zover dit in het belang van de bescherming
van het milieu is. Uit dit wettelijk stelsel volgt dat
het college van burgemeester en wethouders ge-
houden was overeenkomstig het verzoek van het
college van gedeputeerde staten te beslissen. Het-
geen het college van gedeputeerde staten in het
verzoek heeft overwogen en in de beroepsproce-
dure en hoger beroepsprocedure naar voren heeft
gebracht, wordt in deze uitspraak aan het college
van burgemeester en wethouders toegerekend.
zie
; ABRS 10-09-2014,
nr. 201308442/1/A4
Omgevingsvergunning voor veranderen spoor-
wegemplacement zwolle
Bij besluit van 16 oktober 2012 heeft het college
van B&W van Zwolle aan ProRail een omgevings-
vergunning verleend voor het veranderen en het
in werking hebben van het spoorwegemplacement
Zwolle aan Stationsplein 16. Bij uitspraak van 31
oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appel-
lant sub 1] daartegen ingestelde beroep niet-ont-
vankelijk verklaard. Bij uitspraak van 19 december
2013heeft de rechtbank het door ProRail tegenhet
besluit van 16 oktober 2012 ingestelde beroep ge-
grond verklaard, dat besluit gedeeltelijk vernietigd
en gedeeltelijk zelf in de zaak voorzien. Deze uit-
spraken zijnaangehecht. Het college stelt,met ver-
wijzingnaar het adviesvanhet collegevangedepu-
teerde staten vanOverijssel van 29 april 2014, dat
de regelgever ervoor gekozen heeft de begrippen
‘gemotoriseerd verkeer’ en ‘motorvoertuig’ in de
Omgevingsverordening niet te definiëren en dat dit
betekent dat deze begrippen in demeest ruime zin
moeten worden uitgelegd. Volgens het college en
het collegevangedeputeerdestatengaat het hierbij
om alle voertuigen bestemd voor het verkeer, die
beschikken over een motor en die een risico kun-
nen vormen voor de bodem- en grondwaterkwali-
teit.DeAfdelingziet geenaanleidingomdezeuitleg
onjuist te achten. Het doel van titel 3.2 van deOm-
gevingsverordening, te weten de bescherming van
de kwaliteit van het grondwater, rechtvaardigt een
ruime uitleg van deze begrippen. De formulering
vandeartikelen3.2.2.1, derde lid, en3.2.2.4, vierde
lid, alsmededeaanhef vanbijlage4envoorschrift 2
bij categorie 15 van bijlage 3B van deOmgevings-
verordening, waar ProRail op heeft gewezen, sluit
deze uitleg niet uit. Dat deOmgevingsverordening,
zoals ProRail naar voren heeft gebracht, tevens de
status heeft van verkeersverordening in de zin van
artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de
Wegenverkeerswet, leidt niet tot eenander oordeel.
De verkeersbepalingen zijn niet opgenomen in titel
3.2, maar in hoofdstuk 5 van de Omgevingsveror-
dening en de begrippen ‘gemotoriseerd verkeer’ en
‘motorvoertuig’ komen in dat hoofdstuk niet voor.
De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen
dat onder gemotoriseerd verkeer, als bedoeld in
categorie 15 in bijlage 3B van deOmgevingsveror-
dening, ook treinverkeer dient te worden verstaan.
zie
; ABRS 10-09-2014,
nr. 201311251/1/A4en201400987/1/A4
Bestemmingsplan en afstand tot gebruik ge-
wasbeschermingsmiddelen
Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de raad van de
gemeente Houten het bestemmingsplan “Laagra-
ven-Oudwulverbroek” vastgesteld. DeAfdeling stelt
voorop dat er wat betreft het gebruik van gewas-
beschermingsmiddelen geen wettelijke bepalingen
zijn inzake de minimaal aan te houden afstanden
tussen gronden waarop gewassen worden ge-
kweekt ennabijgelegenwoningen. Inhet kader van
een bestemmingsplan dient een afweging van alle
bij het gebruik van de gronden betrokken belangen
plaats te vinden, het milieubelang niet uitgezon-
derd, waarbij de aan te houden afstand tussen de
verbouw van gewassen en nabijgelegen gevoelige
objecten zodanig gekozen dient te worden dat een
aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van
het gevoelig object kan worden gegarandeerd. Zo-
als de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak
van 26 maart 2014 in zaak nr. 201306395/1/R2)
betekent het enkele gegeven dat een bestaande
situatie aan de orde is niet dat in het geheel geen
betekenis behoeft teworden toegekend aan demi-
lieuhygiënische gevolgen van de fruitboomgaard
voor de omgeving. Het laten voortbestaan van een
historisch gegroeide situatie kan onder omstandig-
heden in strijd zijnmet een goede ruimtelijke orde-
ning, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan
zogroot zijndat deze in redelijkheidniet langer aan-
vaardbaar kunnenworden geacht. Dit ismet name
het geval indien de gezondheid van omwonenden
niet kan worden gegarandeerd. De drie percelen
van appellant in het plangebied, waarvan een in
gebruik is voor fruitteelt, hebben de bestemming
“Agrarisch”. De raad heeft met de verwijzing naar
deaanhet onderzoek vandeGezondheidsraad ten
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,...24
Powered by FlippingBook