3.3
Dynamisch denken over de ontwikkeling van talent
67
voor dat deze leerling kan uitblinken? Vergelijkingen binnen een leerling kunnen
ook betrekking hebben op verschillen in de tijd. Hoe verschilt bijvoorbeeld het ta-
lent van een kind op vierjarige leeftijd met datzelfde talent op zevenjarige leeftijd?
Neemt dit talent toe of af? En onder welke omstandigheden gebeurt dit?
3.3
Dynamisch denken over de ontwikkeling van talent: de
basisprincipes
Aan het eind van hoofdstuk 2 zijn de basisprincipes van zelforganisatie en emer-
gentie uit de theorie van complexe dynamische systemen beschreven. In dit
hoofdstuk geven we de eerste voorzichtige toepassing hiervan op de onderwijs
praktijk en het begrip talent. In de rest van dit boek wordt dit steeds concreter
uitgewerkt.
De basismechanismen zijn:
1
Een leerproces verloopt
iteratief
. Dit betekent dat de uitkomst van de vorige
toestand de oorzaak van de volgende toestand is. Elk gedrag is het gevolg van
het gedrag op een moment eerder. En elk gedrag veroorzaakt het gedrag op
het volgende moment. Het is belangrijk dat elke stap (iteratie) in een tijdreeks
het gevolg is van alle voorgaande interacties in het hele systeem. In figuur 3.1
is dit eenvoudig weergegeven als de interacties tussen een leerling en een leer-
kracht. Het resultaat van de ene stap in het netwerk is weer het startpunt
voor de volgende. Dit klinkt simpel, maar door deze keten aan invloeden is
het eindpunt ook deels onvoorspelbaar. Oorzaak en gevolg liggen niet op
voorhand vast. Het ene moment kan iets een andere invloed hebben dan op
een ander moment. Dat ligt aan alle invloeden die tegelijk spelen. Zo kan een
instructie op het ene moment een heel gunstig effect hebben (bijvoorbeeld
omdat deze precies aansluit bij wat het kind op dat moment wil weten) en
op het andere moment juist een remmend effect hebben (omdat het kind
bijvoorbeeld is afgeleid door iets anders dat het veel interessanter vindt).
2
Door de herhaalde stappen – de iteraties – kan er een overgangstoestand
ontstaan waarin het systeem zichzelf ‘herorganiseert’. Dit wordt een
transitie
genoemd. Bijvoorbeeld: doordat een leerling veel sommen van een bepaald
niveau heeft gedaan en de uitkomst daarvan heeft bijgedragen aan telkens
weer een nieuwe oplossing van een volgende som, kan deze leerling in begrip
een niveau omhoog zijn gegaan. Eerst rekende het kind met behulp van tellen,
maar door de vele herhalingen kan het kind dit nu ook deels uit het geheugen
en gaat het ineens veel sneller.