28
|
E-pupillen De zaterdagwedstrijd
Wees bij het aanspreken van een speler consistent én consequent. Behandel
iedereen hetzelfde en altijd op dezelfde manier. Is de afspraak om 10.15 uur uiterlijk
aanwezig zijn? Dan is 10.16 uur te laat. Je vraagt rustig naar de reden – zijn ouders
kunnen zich hebben verslapen. Zeg dat hij voortaan beter een kwartiertje eerder kan
arriveren, dan is hij zeker op tijd. Leg uit dat hij vandaag toch op de bank begint,
want dat is nu eenmaal de regel die van tevoren was afgesproken. Ook al is hij de
sterspeler, ook al spelen jullie tegen een zware tegenstander. Meestal hoef je een
speler alleen kort aan te spreken.
‘Ik zie je dit doen. Ik hoor je dat zeggen. We hebben toch afgesproken dat we dat
niet zouden doen?’
Bij de training roep je de spelers even bij elkaar voor een praatje – maar in de
verte ramt een speler nog even een bal op doel. Dat doet-ie wel vaker. Roep niet:
‘Waarom kom je nu alwéér niet?’
Negeer het, beloon het goede. Zeg tegen de anderen: ‘Geweldig dat jullie zo snel
komen!’ Maak het niet te zwaar als het niet nodig is, humor doet wonderen. En zorg
ervoor dat die ene speler geen gezichtsverlies lijdt. Kleineer niemand, zet niemand
te kakken.
REGELEN
(2)
Omgaan met medespelers
1 We spreken Nederlands;
2 Wat is het verschil tussen elkaar tips geven (opbouwende kritiek)
en kleineren?
3 We noemen elkaar bij de voornaam, ook in het veld;
4 We schelden nooit, we helpen elkaar altijd. Als een speler tijdens
de wedstrijd vloekt of een opzettelijke overtreding maakt, haal je
hem voor tien minuten naar de kant, ongeacht of de scheidsrechter
de overtreding zag;
5 De coach blijft altijd rustig. De coach scheldt niet.




