Previous Page  20 / 80 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 20 / 80 Next Page
Page Background

Algemeen

De opzegging gebeurt, op straffe van nietigheid, op één van de hierna beschreven manieren. Om

geldig te zijn moet de opzeggingsbrief naast datum en handtekening ook het begin en de duurtijd van

de opzeggingstermijn vermelden. De opzegtermijn zal steeds aanvangen de maandag volgend op de

betekening van het ontslag.

Indien de opzegging uitgaat van de werkgever kan de kennisgeving enkel gebeuren:

Door een aangetekende brief: deze brief wordt geacht om drie werkdagen (alle dagen

behalve de zon- en feestdagen) onderweg te zijn na de dag van verzending. De derde

werkdag heeft hij uitwerking (wordt geacht “betekend” te zijn) en ten vroegste de maandag

erop volgend kan de opzeggingstermijn aanvangen;

Bij deurwaardersexploot: de dag zelf van de betekening van het exploot heeft de brief

uitwerking. De opzeggingstermijn kan ten vroegste de maandag nadien aanvangen.

Indien de opzegging uitgaat van de werknemer gebeurt de kennisgeving op één van de volgende

wijzen:

Door een aangetekende brief;

Bij deurwaardersexploot;

Door afgifte aan de werkgever van een geschrift: de werkgever moet voor ontvangst tekenen

of de betekening heeft niet plaatsgevonden. Het geschrift heeft de dag zelf uitwerking. De

opzeggingstermijn kan ten vroegste de maandag nadien aanvangen.

De opzegtermijn wordt bepaald in functie van de verworven anciënniteit op het moment dat de

opzegtermijn ingaat. Er dient ook rekening gehouden te worden met de anciënniteit die de

werknemer (arbeider of bediende) heeft verworven als uitzendkracht bij de werkgever. Er dient

enkel rekening gehouden te worden met deze opgebouwde anciënniteit als uitzendkracht onder

volgende voorwaarden:

De aanwerving volgt onmiddellijk of met een onderbreking van maximum 7 kalenderdagen

op de periode van uitzendarbeid bij dezelfde werkgever;

Het betreft dezelfde functie als tijdens de periode van uitzendarbeid;

De voorafgaande periodes van uitzendarbeid moeten ononderbroken zijn of met een

onderbreking van maximum 7 kalenderdagen. Tussenliggende periodes van inactiviteit van

maximum 7 kalenderdagen worden meegeteld voor de berekening van de anciënniteit;

Het ontslag dient uit te gaan van de werkgever.

De opgebouwde anciënniteit als uitzendkracht waarmee rekening gehouden dient te worden, is

beperkt tot 1 jaar.

Opzeggingstermijnen

Voor werknemers in dienst vóór 1 januari 2014 bestaat de opzegtermijn uit twee delen: een deel

volgens de ontslagregels die golden op 31/12/2013 (in functie van de anciënniteit tot en met 2013)

en een deel volgens de regels die gelden voor werknemers in dienst vanaf 01/01/2014 (zie

hieronder). Op de regel dat deel 1 van de opzegtermijn moet worden bepaald rekening houdend met

de opzegtermijnen die golden op 31/12/2013 bestaat slechts één uitzondering, namelijk voor de

bedienden wiens jaarloon op 31/12/2013 meer bedroeg dan 32.254 EUR: in geval van ontslag door

de werkgever geldt in dit geval een vaste termijn van één maand per begonnen jaar anciënniteit, met

een minimum van 3 maand.

Voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014 gelden de onderstaande opzeggingstermijnen.

Tot en met 5 jaar anciënniteit