Algemeen
De opzegging gebeurt, op straffe van nietigheid, op één van de hierna beschreven manieren. Om
geldig te zijn moet de opzeggingsbrief naast datum en handtekening ook het begin en de duurtijd van
de opzeggingstermijn vermelden. De opzegtermijn zal steeds aanvangen de maandag volgend op de
betekening van het ontslag.
Indien de opzegging uitgaat van de werkgever kan de kennisgeving enkel gebeuren:
Door een aangetekende brief: deze brief wordt geacht om drie werkdagen (alle dagen
behalve de zon- en feestdagen) onderweg te zijn na de dag van verzending. De derde
werkdag heeft hij uitwerking (wordt geacht “betekend” te zijn) en ten vroegste de maandag
erop volgend kan de opzeggingstermijn aanvangen;
Bij deurwaardersexploot: de dag zelf van de betekening van het exploot heeft de brief
uitwerking. De opzeggingstermijn kan ten vroegste de maandag nadien aanvangen.
Indien de opzegging uitgaat van de werknemer gebeurt de kennisgeving op één van de volgende
wijzen:
Door een aangetekende brief;
Bij deurwaardersexploot;
Door afgifte aan de werkgever van een geschrift: de werkgever moet voor ontvangst tekenen
of de betekening heeft niet plaatsgevonden. Het geschrift heeft de dag zelf uitwerking. De
opzeggingstermijn kan ten vroegste de maandag nadien aanvangen.
De opzegtermijn wordt bepaald in functie van de verworven anciënniteit op het moment dat de
opzegtermijn ingaat. Er dient ook rekening gehouden te worden met de anciënniteit die de
werknemer (arbeider of bediende) heeft verworven als uitzendkracht bij de werkgever. Er dient
enkel rekening gehouden te worden met deze opgebouwde anciënniteit als uitzendkracht onder
volgende voorwaarden:
De aanwerving volgt onmiddellijk of met een onderbreking van maximum 7 kalenderdagen
op de periode van uitzendarbeid bij dezelfde werkgever;
Het betreft dezelfde functie als tijdens de periode van uitzendarbeid;
De voorafgaande periodes van uitzendarbeid moeten ononderbroken zijn of met een
onderbreking van maximum 7 kalenderdagen. Tussenliggende periodes van inactiviteit van
maximum 7 kalenderdagen worden meegeteld voor de berekening van de anciënniteit;
Het ontslag dient uit te gaan van de werkgever.
De opgebouwde anciënniteit als uitzendkracht waarmee rekening gehouden dient te worden, is
beperkt tot 1 jaar.
Opzeggingstermijnen
Voor werknemers in dienst vóór 1 januari 2014 bestaat de opzegtermijn uit twee delen: een deel
volgens de ontslagregels die golden op 31/12/2013 (in functie van de anciënniteit tot en met 2013)
en een deel volgens de regels die gelden voor werknemers in dienst vanaf 01/01/2014 (zie
hieronder). Op de regel dat deel 1 van de opzegtermijn moet worden bepaald rekening houdend met
de opzegtermijnen die golden op 31/12/2013 bestaat slechts één uitzondering, namelijk voor de
bedienden wiens jaarloon op 31/12/2013 meer bedroeg dan 32.254 EUR: in geval van ontslag door
de werkgever geldt in dit geval een vaste termijn van één maand per begonnen jaar anciënniteit, met
een minimum van 3 maand.
Voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014 gelden de onderstaande opzeggingstermijnen.
Tot en met 5 jaar anciënniteit