Previous Page  27 / 80 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 27 / 80 Next Page
Page Background

Sinds 2012 is het recht op uitkeringen bij volledige werkloosheid grondig gewijzigd. Zo werden de

regels voor de geleidelijke vermindering van het uitkeringsbedrag uitgebreid en verscherpt, in functie

van de werkloosheidsduur en het beroepsverleden als loontrekkende. De toegangsvoorwaarden tot

het recht op uitkeringen en de voorwaarden om na werkhervatting opnieuw hogere uitkeringen te

ontvangen, werden dan weer versoepeld.

De volgende percentages gelden voor werklozen tijdens de eerste periode (12 maanden) van

werkloosheid:

Gezinstoestand

Eerste periode

12 maanden

Maand 1-3

Maand 4-6

Maand 7-12

Samenwonende

met gezinslast

65% op de

hoogste loongrens

60% op de

hoogste loongrens

60% op de

intermediaire

loongrens

Alleenwonenden

65% op de

hoogste loongrens

60% op de

hoogste loongrens

60% op de

intermediaire

loongrens

Samenwonende

65% op de

hoogste loongrens

60% op de

hoogste loongrens

60% op de

intermediaire

loongrens

Tijdens de tweede periode dalen deze percentages geleidelijk, om uiteindelijk in de derde periode

vervangen te worden door een forfaitair bedrag, afhankelijk van de gezinssituatie.

WACHTTIJD LOONTREKKENDEN

Om het recht op werkloosheidsuitkeringen te genieten, moet de werknemer eerst een wachttijd

doorlopen. Hij moet tijdens een welbepaalde periode (afhankelijk van de leeftijd van de aanvrager)

een aantal arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen gepresteerd hebben.

Leeftijd

Nodige arbeidsprestaties

voor voltijdse 6-dagenweek

< 36 jaar

312 dagen tijdens de 21 maand voor de aanvraag

36 tot < 50 jaar

468 dagen tijdens de 33 maand voor de aanvraag

50 jaar en +

624 dagen tijdens de 42 maand voor de aanvraag

Vrijwillig deeltijdse werknemers moeten ook een wachttijd doorlopen. Deze kan bijvoorbeeld gelijk

zijn aan evenveel halve dagen als het aantal dagen dat een voltijdse werknemer moet bewijzen,

tijdens een referteperiode van respectievelijk 24, 33 en 42 maanden, maar ook langere

referteperiodes met meer gewerkte dagen zijn mogelijk. Zij moeten bovendien tewerkgesteld zijn in

een deeltijdse arbeidsregeling van minstens 12 uur per week.

De berekening van de halve arbeidsdagen gebeurt door het aantal arbeidsuren verricht tijdens de

deeltijdse tewerkstelling te vermenigvuldigen met 6/S (S = het gemiddelde wekelijkse aantal

arbeidsuren voor een voltijdse tewerkstelling in dezelfde functie). Het resultaat wordt dan

vermenigvuldigd met 2.

BEROEPSINSCHAKELINGSTIJD JONGEREN

Jongeren die hun studie of hun leertijd beëindigen, kunnen na verloop van een

beroepsinschakelingstijd waarin zij zich hebben ingeschreven als werkzoekende, recht hebben op