27
1.2
Opbouw van het boek
maatschappelijke normen en waarden. Het lijkt een
open deur dat alles van invloed is, maar zowel in the-
orie als in praktijk blijkt dat het vaak moeilijk is om
steeds rekening te houden met verschillende factoren
of invloeden. Het gevaar van simpel of eenvoudig re-
deneren ligt altijd op de loer en het is verleidelijk om
daaraan toe te geven.
Kijken we nog eens naar Henry en zijn enorme
angst voor de tandarts uit het voorbeeld aan het begin
van het hoofdstuk. We kunnen ons afvragen waar die
angst vandaan komt. Wellicht heeft hij ooit een pijn-
lijke of beangstigende ervaring gehad met een (tand)
arts, maar het is de vraag of dat de enige verklaring
is. Een heleboel kinderen maken dergelijke pijnlijke
of angstige ervaringen mee, maar worden niet zo ex-
treem angstig als Henry. Er moeten dus nog andere
factoren een rol spelen. Dezelfde vragen kunnen we
ons stellen bij Gaspard, Monique en Merel. Ook hun
gedrag is het (tijdelijke) resultaat van verschillende in-
vloeden uit heden en verleden, en gezien vanuit het
kind, het gezin en de omgeving. Eenzijdige redenaties
waarin de nadruk wordt gelegd op één oorzakelijke
factor, zijn vrijwel altijd onjuist en schadelijk voor het
kind – en eventueel voor de ouders – en zetten meestal
aan tot een verkeerde vorm van hulpverlening.
Het uitgangspunt van dit boek is dat kinderen en
jongeren unieke individuen zijn die unieke ervaringen
meemaken en hebben meegemaakt. Ook al kunnen
tien kinderen ogenschijnlijk hetzelfde meemaken, zij
zullen op tien verschillende manieren reageren, af-
hankelijk van hun vroegere ervaringen en hun eigen
kenmerken. Dit geldt ook voor kinderen die een psy-
chische stoornis hebben. Een psychische stoornis kan
iemands leven enorm tekenen, maar toch is dat nooit
het enige en zijn er altijd ook andere ervaringen die
een rol spelen. Daarom rept dit boek niet over ad-
hd’ers of autisten, maar over een kind
met
adhd of
een kind
met
autisme.
1.2
Opbouw van het boek
Na dit inleidende hoofdstuk vervolgt het boek met
drie algemene hoofdstukken.
Hoofdstuk 2 gaat over het herkennen en onder-
scheiden (classificeren) en het verklaren van het ont-
staan (diagnosticeren) van psychische stoornissen.
Tevens wordt een belangrijk hulpmiddel hierbij, het
classificatiesysteem van dsm-5, besproken.
In hoofdstuk 3 bespreken we een aantal belangrijke
uitgangspunten van dit boek, waaronder de bio-ecolo-
gische systeemtheorie die de lezer of hulpverlener in
staat stelt om invloeden vanuit het kind zelf en van-
uit de verschillende contexten van het kind te ordenen
(Bronfenbrenner 2005), de theorie over de ontwikke-
lingsopgaven (Goudena 1994) en ten slotte de theo-
rie over risicofactoren en beschermingsfactoren (Cic-
chetti 2006). Met deze theorieën wordt de lezer in staat
gesteld om al de verschillende invloeden op het gedrag
van een kind te structureren en te begrijpen.
In hoofdstuk 4 gaan we in op de prenatale ontwik-
keling. De ontwikkeling van een kind (en dus ook de
opvoeding) begint al voor de geboorte, of zelfs voor
de bevruchting (de leefstijl van de ouders is bijvoor-
beeld van invloed op de kwaliteit van zaad- en eicel-
len). Twee andere biologische processen die grote in-
vloed hebben op de ontwikkeling van het kind zijn
erfelijke voorbereiding en prenatale programmering.
We gebruiken het begrip erfelijke voorbereiding om
te benadrukken dat het gedrag van een kind altijd
wordt beïnvloed door erfelijkheid in combinatie met
kenmerken uit de omgeving. Afhankelijk van de ken-
merken van de omgeving kan een erfelijke aanleg ver-
schillend tot uiting komen (Diekstra 2003). Met pre-
natale programmering bedoelen we al de biologische
processen tijdens de zwangerschap die de (psychische
en lichamelijke) mogelijkheden van het kind kunnen
beïnvloeden, soms tot ver na de geboorte (Van den
Bergh 2008).
Vervolgens wordt in de hoofdstukken 5 tot en met 18
van veertien verschillende ontwikkelingsgebieden zo-
wel de normale als afwijkende ontwikkeling beschre-
ven. We volgen zo veel mogelijk in chronologische
volgorde de normale ontwikkeling van een kind, en
wel aan de hand van de volgorde van de ontwikke-
lingsopgaven. Zo is een van de eerste ontwikkelings-
opgaven van een baby de fysiologische zelfregulatie: de
baby moet eventuele onlust en spanning die te maken
hebben met lichamelijke functies leren regelen (Gou-
dena 1994). Omdat daarbij leren slapen en leren eten
van belang zijn, start hoofdstuk 5 met een beschrij-
ving van het ontwikkelingsgebied slapen. Hoofdstuk
6 vervolgt met het ontwikkelingsgebied eten en voe-
den. Hoofdstuk 7 gaat over het ontwikkelingsgebied
hechting, en in de daaropvolgende hoofdstukken ko-
men successievelijk alle ontwikkelingsgebieden aan de
orde. Dit boek behandelt vrijwel alle ontwikkelingsge-
bieden met de daaraan verbonden psychische stoor-
nissen van 0 tot circa 18 à 20 jaar, en omdat schizofr-
enie en psychoses problematieken zijn die meestal pas
aan het einde van de adolescentie en het begin van de
jongvolwassenheid starten, komen zij om die reden
pas aan het einde van dit boek, in hoofdstuk 17, aan
de orde. Het boek eindigt met hoofdstuk 18, waarin de
ontwikkeling van het doodsbesef bij kinderen wordt
besproken en daaraan gekoppeld het ontstaan van het
besef en de mogelijkheid van de zelfgekozen dood (su-