COMPETENTIEWIJZER
23
Competentie V: Met druk en tegenslag omgaan
Werkprocessen:
1.4 Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen (BP 1.1, BP 2.1, BP 2.4,
Assessmentgesprek 1 fase 2, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3, Assessmentgesprek 1 en 2 fase 3)
Componenten:
gevoelens onder controle houden
Eindgedrag:
Je houdt je gevoelens in moeilijke situaties, weerstand of tegenslag, onder controle zodat getoonde emoties
geen negatief effect hebben op de relaties met (individuele) leerlingen.
Je kunt eigen gevoelens functioneel hanteren.
Je geeft gecontroleerd, door de ratio bepaald, uiting aan gevoelens en emoties, gericht op de begeleiding van
leerlingen tijdens leeractiviteiten.
Je weet in de uitvoering van de zorgtaken je gevoelens bewust te hanteren gericht op het (verder) ontwikkelen
van een goede relatie met de leerling(en).
3.3 Stemt de werkzaamheden af (BP 3.1, Assessmentgesprek 2 fase 3, Proeve fase 3)
Componenten:
grenzen stellen
Eindgedrag:
Je geeft in je communicatie met de leraar/het team aan wanneer je ervaart dat anderen, zowel leerlingen als
de leraar/het team jouw grenzen overschrijden of overvragen.
Je draagt hiervoor oplossingen aan, die bijdragen aan het zo goed mogelijk kunnen uitvoeren van jouw taken
binnen het primaire proces.
Je kunt in overlegsituaties kritiek ontvangen.
Je weet kritiek positief te benutten naar concrete mogelijkheden voor verbetering gericht op het goed
verlopen van het onderwijs.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
•
•
de geldende regels, procedures en
protocollen
•
•
de beginsituatie en de context van de
leerlingen
•
•
de theorie voor het opzetten van een
lessencyclus
•
•
groepsplan en handelingsplan
•
•
het LVS
•
•
je eigen mogelijkheden, beperkingen
en grenzen
•
•
de waarden en normen binnen de
school en van de doelgroep
•
•
manieren voor het hanteren van
emoties
•
•
stijlen voor het hanteren van
conflicten
•
•
verschillende vormen van
communicatie
•
•
...............................................
•
•
je gevoelens onder controle houden en
functioneel hanteren
•
•
je gevoelens bespreekbaar maken met
collega’s
•
•
effectief omgaan met grensoverschrijdend
gedrag
•
•
verschillende conflictstijlen hanteren
•
•
oplossingsgericht handelen
•
•
vertrouwen geven
•
•
grenzen stellen
•
•
communiceren
•
•
reflecteren
•
•
feedback ontvangen
•
•
feedback geven
•
•
leren van feedback
•
•
.......................................................
•
•
in evenwicht
•
•
rustig
•
•
assertief
•
•
oplossings-
gericht
•
•
onbevoor-
oordeeld
•
•
open
•
•
reflectief
•
•
leerbaar
•
•
zelfbewust
•
•
stressbestendig
•
•
...................