Millieu Compact 2014#6 - page 13

milieu
compact
13
en beroep zijn ongegrond verklaard. Het bouwplan
voorziet blijkens de bij het besluit van 8 juni 2012
behorende bouwtekening van 26 april 2012 in een
container met daarop een pijp ten behoeve van
een anti-hagelgenerator. Uit deze tekening blijkt
dat het voorziene bouwwerk een hoogte heeft van
5,59 m. Appellante betoogt dat de rechtbank niet
heeft onderkend dat het college ten onrechte geen
voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft
verbonden die het gebruik van het bouwwerk be-
perken. Zij voert hiertoe aan dat het college maat-
werkvoorschriften heeft gesteld waaruit volgt dat
de anti-hagelgenerator uitsluitend in de periode
tussen 1 april en 1 oktober mag worden gebruikt.
Ingevolge artikel 2.22, lid 2 van de Wabo, voor zo-
ver hier van belang, worden aan een omgevings-
vergunning de voorschriften verbonden die nodig
zijn met het oog op het belang dat voor de betrok-
ken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20 van de
Wabo. De aan de orde zijnde omgevingsvergun-
ning is uitsluitend verleend voor de activiteit bou-
wen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a, van de
Wabo. De door appellante gewenste voorschriften
zien niet op het bouwen, maar op het gebruik. Gelet
op artikel 2.22, lid 2 van de Wabo heeft de recht-
bank terecht overwogen dat de door appellante ge-
wenste voorschriften niet aan de omgevingsvergun-
ning voor het bouwen mogen worden verbonden.
zie
ABRS 29-01-2014,
nr. 201305314/1/A1
Zorgplicht op grond van Activiteitenbesluit
Appellant betoogt dat de rechtbank hem ten on-
rechte niet is gevolgd in zijn standpunt dat, indien
ervan moet worden uitgegaan dat het bepaalde in
artikel 2.17, lid 1, aanhef en onder a, van het Acti-
viteitenbesluit milieubeheer niet noopt tot handha-
vend optreden, het college daartoe wel dient over
te gaan wegens overtreding van de in artikel 2.1
van dat besluit neergelegde zorgplicht. Zoals de
Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 10
augustus 2011 in zaak nr. 201012817/1/M1, heeft
de wetgever met de zinsnede “die niet of onvol-
doende worden voorkomen of beperkt door nale-
ving van de bij of krachtens dit besluit gestelde
regels” in artikel 2.1, lid 1 van het Activiteitenbe-
sluit milieubeheer tot uitdrukking willen brengen
dat overtreding van de zorgplicht uitsluitend aan
de orde is in gevallen waarvoor dat besluit geen
uitputtende regeling bevat (nota van toelichting,
blz. 114-115, Stb. 2007, 415). Dat artikel 2.20, lid
1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer de mo-
gelijkheid geeft om in afwijking van de waarden,
bedoeld in artikel 2.17, bij maatwerkvoorschrift
andere waarden vast te stellen, betekent niet dat
artikel 2.17 geen uitputtende regeling bevat als be-
doeld in artikel 2.1 van dat besluit. Derhalve heeft
de rechtbank terecht geen grond gezien voor het
oordeel dat de in dat artikel neergelegde zorgplicht
noopt tot handhavend optreden.
De rechtbank heeft daartoe terecht even-
min aanleiding gezien op grond van het be-
paalde in artikel 1.1a van de Wet milieubeheer.
zie
; ABRS 29-01-2014,
nr. 201300573/1/A4
Bestemmingsplan en MER-plicht of MER-be-
oordelingsplicht
Bij besluit van 2 juli 2012 heeft de raad van de
gemeente Hoogezand-Sappemeer het bestem-
mingsplan “Eska Power” vastgesteld. Het plan
voorziet in de mogelijkheid tot oprichting van een
rejectvergassingsinstallatie ten behoeve van een
bestaande kartonfabriek. Voor zover wordt aan-
gevoerd dat voor het plan een milieueffectrapport
had moeten worden opgesteld omdat het plan
voorziet in een activiteit als bedoeld in categorie
20.2 van onderdeel C, overweegt de Afdeling dat
het bestemmingsplan niet voorziet in oprichting,
wijziging of uitbreiding van een industriële instal-
latie bestemd voor het vervaardigen van papier of
karton. De omstandigheid dat de vergassingsin-
stallatie en de kartonfabriek in het kader van het
verlenen van een omgevingsvergunning moge-
lijk kunnen worden aangemerkt als een inrichting
doet daaraan niet af, nu in dit bestemmingsplan
uitsluitend een rejectvergassingsinstallatie wordt
mogelijk gemaakt en niet tevens is voorzien in de
wijziging van de bestemming van de karton- of pa-
pierfabriek. Gelet hierop was de raad in zoverre
niet gehouden een plan-MER op te stellen. Aange-
zien het plan, nu daarin de oprichting van een re-
jectvergassingsinstallatie wordt mogelijk gemaakt
niet voorziet in de wijziging of uitbreiding van een
installatie voor de verbranding van niet-gevaarlijke
afvalstoffen, valt de activiteit die in het plan wordt
mogelijk gemaakt niet onder categorie 18.7 van
onderdeel D van het Besluit m.e.r. Ook in zoverre
bestond voor de raad derhalve geen verplichting te
beoordelen of een MER diende te worden gemaakt.
zie
; ABRS 29-01-2014,
nr. 201206964/1/R4
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,...24
Powered by FlippingBook