![Show Menu](styles/mobile-menu.png)
![Page Background](./../common/page-substrates/page0239.jpg)
D-pupillen
|
237
Omschakelen.
Na balverlies voorkomen ze een dieptepass, houden druk
op de bal. Ze knijpen, pressen, zorgen dat ze niet worden uitgespeeld. Bij
het omschakelen na verovering van de bal kijken ze of ze direct kunnen
scoren, een medespeler kunnen laten scoren of een loopactie in de diepte
kunnen maken – terwijl ze waken voor buitenspel. Ze waaieren uit, spelen
positiespel.
Aanvallen.
Bij het aanvallen houden ze het veld zo groot mogelijk, variëren
in de wijze van vrijlopen. Afwisselend ‘in de bal’ of juist in de diepte. Ze
‘lezen de opbouw’ van achteruit en blijven steeds aanspeelbaar voor een
dieptepass of een pass over de grond. Ze creëren kansen door het maken
van een individuele actie, een combinatie of het geven van een voorzet. Ze
duiken bij een voorzet van de andere zijkant op in het zestienmetergebied
en maken doelpunten.