239 / 290
1 maakt het veld klein, stoort samen met de
vleugelspitsen de opbouw van de tegenpartij;
2 neemt de dieptepass weg, dwingt tot een
breedtepass, laat zich niet uitspelen, houdt
druk op balbezitter, zet op het juiste
moment de aanval in op de bal;
3 vangt een opkomende verdediger op;
4 voorkomt na balverlies de diepte
pass, houdt druk op de bal en
wordt niet uitgespeeld;
5 kijkt na verovering van de bal of
hij direct kan scoren, een
medespeler kan laten scoren
of beter een loopactie in de
diepte kan maken – wakend
voor buitenspel – en maakt de
ruimte zo snel mogelijk groot;
6 leest de opbouw, loopt vrij en biedt zich
aan;
7 is alert op de dieptepass;
8 maakt individuele acties en 12 combinaties;
9 komt in scoringspositie;
10 scoort doelpunten én
11 creëert ruimte voor opkomende middenvelders
en vleugelspitsen.
De CentruMsPits (9)