![Show Menu](styles/mobile-menu.png)
![Page Background](./../common/page-substrates/page0256.jpg)
2. Duel om de bal
Wat?
De bal kan worden veroverd in een kopduel, met een sliding,
een schouderduw of een duel om de bal;
Waar en wanneer?
Over het gehele speelveld, als er een
goede kans is om de bal te veroveren. Wanneer je als
speler te gretig bent kan het zijn dat je (makkelijk)
wordt uitgekapt of de bal mist;
Wat ziet de coach en wat zegt hij?
‘Kies het juiste
moment om de bal te veroveren. Bijvoorbeeld na
eigen schijnactie, fout van tegenstander, onzuivere
pass tegenstander, te harde bal tegenstander op
medespeler – Ga niet te snel naar de grond.’
Wanneer een sliding?
Laatste mogelijkheid om
tegenstander te verhinderen op het doel te
schieten of de voorzet te geven. Of:
poging om in balbezit te komen;
Sliding, hoe?
Belangrijk: bij het
inzetten van een sliding zeker
weten dat de bal geraakt en het
liefst veroverd wordt, anders op de
been blijven! Vanuit topsnelheid glijden naar
de bal. Standbeen naast of schuin achter tegen
stander, bij laatste pas sterk buigen. Lichaam volledig
strekken. Speelbeen naar achter zwaaien (spanboog).
Glijden naar de bal en afhankelijk van plek op speel
veld en afstand tot tegenstander: kiezen voor
wegtikken van de bal met de punt van de voet,
passen van de bal met de wreef, in balbezit komen
door middel van de voet om de bal heen te
plaatsen (als een haak) en vervolgens de knie te
buigen terwijl het lichaam doorglijdt.
De zaterdagwedstrijd
254
|
D-pupillen