Previous Page  36 / 40 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 36 / 40 Next Page
Page Background

6.6

Externe leeromgevingen

187

6.6.2

De begeleider

De rol van de educatief medewerker en leerkracht om het leerproces te onder-

steunen is van belang omdat alleen een uitdagende opdracht het leerproces on-

voldoende ondersteunt. De drie pedagogisch-didactische principes, zoals vragen

stellen, gebruikmaken van de empirische cyclus en scaffolding (zie paragraaf 5.4),

bieden de leerkracht daartoe handvatten. Dit leidt tot een open leerkrachtstijl,

waardoor de gesprekken over de opdrachten niet zo zeer gericht zijn op het ver-

werven of ophalen van feitenkennis, maar eerder op het conceptueel denken:

voorspellen, observeren, verklaren, concluderen en verbinden aan eerdere erva-

ringen (Geveke et al., 2016). Ter vergelijking: vraag 1 is gericht op feitenkennis,

vraag 2 is gericht op conceptueel denken:

1

Wie weet hoe deze planeet heet?

2

Hoe kan het dat het aan die kant van de aarde donker is, denk jij?

Daarnaast is het van belang dat de volwassene goed de mate van exploratie van

leerlingen observeert, omdat dat explorerend gedrag een indicatie kan geven over

de diepte van het denkproces.

Voor geïnteresseerde medewerkers bieden de verschillende wetenschaps-

knooppunten en satellieten van TalentenKracht workshops en cursussen aan op

het gebied van vaardigheden in het omgaan met leerlingen.

6.6.3

De aansluiting bij het curriculum: de drietrapsraket

Voor een optimaal rendement van een bezoek aan een externe leeromgeving, is

het belangrijk dat deze aansluit bij en tegelijk verdiepend is op wat het school-

Figuur 6.9

Twee werkbladen

(bron: Hartstichting)

1

Welke taak voldoet het beste aan ‘niveaus van complexiteit’?

2

Bespreek de werkbladen in termen van cognitieve autonomie, betekenisvol,

cognitief conflict, empirische cyclus en scaffolding.

Gebaseerd op lesmateriaal bij de Kinderuniversiteit editie Bloed (Wetenschapsknoop-

punt Noord-Nederland).

Denken jullie dat dit gaat lukken? Waaromwel of niet?

Stap 4

Na 1 minuut stop je met scheppen.

Hoeveel bekertjes water heb je in de lege emmer kunnen scheppen?

Heb je ook water gemorst?

Waarom denk je dat we dit experiment uitvoeren?