6.6
Externe leeromgevingen
181
Leerlingen aan de slag in De Magneet
Figuur 6.6
Leerlingen aan de slag in De Magneet (onderzoek C.H. Geveke)
De Magneet is een sciencecenter waar leerlingen onderzoekend en ontdek-
kend bezig zijn met wetenschap en techniek. Er staan grote en uitdagende
‘doe-stations’ of
exhibits
waar kinderen actief en spelenderwijs kennis kunnen
maken met de wonderen van de wetenschap. De doe-stations zijn ontworpen
rond een thema, bijvoorbeeld ‘energie’ of ‘in beweging’.
Groep 7 en 8 van basisschool De Kolderwiek is vandaag in De Magneet. Op
het moment dat de leerlingen de ruimte binnenlopen zijn ze diep onder de
indruk. De grote ruimte met indrukwekkende stations en de verlichting maken
dat ze nieuwsgierig worden naar wat er te doen is. Op de website van De Mag-
neet heeft de leerkracht lesmateriaal gedownload waarmee hij de leerlingen op
het thema heeft voorbereid. Na een korte centrale instructie en gewapend met
een ‘labboek’mogen de leerlingen met de doe-stations aan de slag.
Thomas, Jan en Oscar staan bij een doe-station over weerstand. Ze moeten
voertuigen voor een windtunnel zetten om te ontdekken hoeveel weerstand
de voertuigen geven. De jongens willen zo graag experimenteren dat ze verge-
ten wat ze moeten doen. ‘Thomas, die moet daarop!’‘Nee, nee, dat hebben we
daarnet al gedaan.’
‘Ja, maar dat was met die’ (wijst naar de vrachtauto). De educatief medewerker
komt langs.‘Hebben jullie gelezen wat je moet doen?’De jongens geven toe dat
ze direct zijn begonnen.
De educatief medewerker wil graag weten hoe de leerlingen denken dat de
proef werkt. Ze vraagt: ‘Daarnet hebben jullie de proef met de vrachtauto ge-
daan, is het niet?’ De leerlingen bevestigen dit. ‘Wat denk je dat er gebeurt met
deze sportauto als de windtunnel aan gaat? Gaat dit voertuig verder achteruit
dan de vrachtauto, gaat deze auto even ver achteruit of gaat hij minder ver ach-
teruit?’‘Verder’, roept Oscar. ‘Waarom denk je dat?’‘Nou, als het heel hard waait,
dan wordt die vrachtauto minder ver achteruit geblazen.’‘Nee, nee’, roept Jan.‘Ik
denk dat die sportauto juist minder weerstand biedt.’De educatief medewerker
vraagt: ‘Wat bedoel je precies met weerstand? Kun je het ergens mee vergelij-
ken?’‘Nou,’ zegt Jan, ‘in de klas hebben we een proefje gedaan met …’