KOMPAS
23
3.1 Complexiteit
Een gesloten context
is een redelijk voorspelbare beroepssituatie. Je voert routinematige
beroepshandelingen uit. Je volgt regels, procedures en protocollen op. Je begeleider
geeft instructies en je kunt altijd op hem/haar terugvallen.
Een open context
is minder voorspelbaar. Er is sprake van meervoudige problematiek in
de zorg- en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen
voer je niet-routinematige beroepshandelingen uit. Je bedenkt deels zelf oplossingen
voor problemen. Je begeleider is op afstand aanwezig.
In
een complexe context
is er sprake van onvoorspelbare en meervoudige problematiek
in de zorg- en dienstverlening. Je bent in staat om zelf oplossingen en strategieën
voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. Je benut kennis en
vaardigheden die je in andere situaties hebt opgedaan.
3.2 Zelfsturing
Bij het competentiegericht leren is
de zelfsturing van jou als student een
belangrijk aspect van je ontwikkeling
en leerproces.
De sturing in de beroepsprestaties
is in het begin hoog en neemt
af in de latere fasen van je
opleiding, respectievelijk latere
beroepsprestaties of proeven.
Dit zie je in het schema ‘Moeilijkheidsgraad’. In het begin is er veel aandacht voor
het aansturen van je leerproces (HOE) met gestructureerde opdrachten in een relatief
laagcomplexe context (WAT). Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt
de context complexer.
Jij en de beoordelaar kunnen met behulp van het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ bij iedere
opdracht zien of je de beroepsprestatie geleid, begeleid dan wel zelfstandig moet
uitvoeren.
Geleid
Wanneer je een beroepsprestatie geleid uitvoert, word je individueel aangestuurd door
je begeleider. Veelal werk je samen. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna je de
handeling uitvoert en nabespreekt.