KOMPAS
19
3.1 Complexiteit
Een gesloten context
is een redelijk voorspelbare beroepssituatie. Je voert routinematige
beroepshandelingen uit. Je volgt regels, procedures en protocollen op. Je begeleider geeft
instructies en je kunt altijd op hem/haar terugvallen.
Een open context
is minder voorspelbaar. Er is sprake van meervoudige problematiek in
de zorg- en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen
voer je niet-routinematige beroepshandelingen uit. Je bedenkt deels zelf oplossingen voor
problemen. Je begeleider is op afstand aanwezig.
In
een complexe context
is er sprake van onvoorspelbare en meervoudige problematiek
in de zorg- en dienstverlening. Je bent in staat om zelf oplossingen en strategieën
voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. Je benut kennis en
vaardigheden die je in andere situaties hebt opgedaan.
3.2 Zelfsturing
Bij het competentiegericht leren is de
zelfsturing van jou als student een
belangrijk aspect van je ontwikkeling en
leerproces.
De sturing in de beroepsprestaties is in
het begin hoog en neemt af in de latere
fasen van je opleiding, respectievelijk latere
beroepsprestaties. Dit zie je in het schema
‘Moeilijkheidsgraad’. In het begin is er veel aandacht voor het aansturen van je leerproces
(HOE) met gestructureerde opdrachten in een relatief laagcomplexe context (WAT).
Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt de context complexer.
Jij en de beoordelaar kunnen met behulp van het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ bij iedere
opdracht zien of je de beroepsprestatie geleid, begeleid dan wel zelfstandig moet uitvoeren.
Geleid
Wanneer je een beroepsprestatie geleid uitvoert, word je individueel aangestuurd door
je begeleider. Veelal werk je samen. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna je de
handeling uitvoert en nabespreekt.