CZW20120023 - page 29

COMPETENTIEWIJZER
27
Competentie J: Formuleren en rapporteren
Werkprocessen:
1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op
(BP 1.1, BP 1.3, Proeve fase 1, BP 2.3,
BP 2.6, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3)
Componenten:
correct formuleren, nauwkeurig en volledig rapporteren
Eindgedrag:
Je verzamelt gegevens over dreigende of bestaande gezondheidsproblemen om de zorg- en
ondersteuningsbehoeften van de zorgvrager, eventueel met informatie van naasten, in kaart te brengen.
Je voert een anamnesegesprek/intakegesprek met de zorgvrager, eventueel gesteund door naasten. Je
analyseert de verzamelde gegevens en stelt een verpleegkundige diagnose. Je formuleert verpleegdoelen/
ondersteuningsdoelen, kiest in voorkomende gevallen activiteiten en interventies. Je formuleert het
verpleegplan, bespreekt dit met de zorgvrager en betrokkenen en vraagt om instemming.
1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert enmonitort gezondheid enwelbevinden
(BP 1.1, BP 1.2,
BP 1.3, BP 1.4, Proeve fase 1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3)
Componenten:
vlot en bondig formuleren, structuur aanbrengen
Eindgedrag:
Je verleent de zorgvrager persoonlijke verzorging door ondersteuning te bieden bijvoorbeeld bij eten en
drinken, uitscheiding, mobiliteit, waak- en slaapritme en het bewaken van vitale functies.
Je observeert, signaleert enmonitort voortdurend veranderingen in de gezondheidstoestand en het
welbevinden van de zorgvrager (cyclisch proces).
Je past continu risicosignalering toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager.
Je interpreteert de verkregen gegevens, raadpleegt zonodig deskundigen, maakt afspraken over het te volgen
beleid en voert dit uit of zet het in gang.
Je rapporteert de verkregen gegevens en bevindingen en stelt zonodig het verpleegplan bij. Je schat in
voorkomende gevallen in wanneer je (tijdelijk of permanent) taken over moet nemen. In voorkomende gevallen
betrek je zonodig naasten bij de zorgverlening. Je biedt in voorkomende gevallen palliatieve en terminale zorg
en ondersteuning en voorkomt daarbij zoveel mogelijk (bed)complicaties en ongemakken.
Je schakelt deskundigen in als een zorgvrager is overleden.
Je zorgt voor een gepaste opvang van familie c.q. naasten om afscheid van de overledene te kunnen nemen of
begeleidt hen zelf.
In de GGZ en GHZ organiseer je in bijzondere gevallen in overlegmet de arts, familie/wettelijke
vertegenwoordigers c.q. naasten, gerichte opvang en/of begeleiding.
1.9 Evalueert de zorgverlening
(BP 1.2, BP 1.3, BP 1.4, Proeve fase 1, BP 2.6, Proeve fase 2, BP 3.2,
Proeve fase 3)
Componenten:
vlot en bondig formuleren
Eindgedrag:
Je evalueert de totale zorgverlening van het verpleegkundig proces.
Je evalueert periodiek en zomogelijk aan het einde van het uitvoeringstraject de effecten van de
zorgverlening op de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager.
Je verzamelt steeds relevante gegevens voor de evaluatie en bespreekt dezemet de zorgvrager en betrokkenen,
zowel binnen als buiten de organisatie.
Je voert, indien daartoe aanleiding is, in overleg veranderingen door in het verpleegplan.
Je schrijft een (eind)evaluatie ten behoeve van ontslag of overdracht naar een andere afdeling/zorgsetting.
Je houdt het verpleegkundig dossier bij.
1...,19,20,21,22,23,24,25,26,27,28 30,31,32,33,34,35,36,37,38,39,...54
Powered by FlippingBook